Inhoudsopgave
1.4 Beheersgebied en vigerende plannen
2.2.2 Omgevingsverordening Drenthe
2.2.3 Regiovisie Groningen-Assen 2030
2.3.1 Structuurplan gemeente Tynaarlo
2.3.2 Structuurvisie Archeologie
2.3.3 Structuurvisie Cultuurhistorie
3.1 Ruimtelijke structuur en kwaliteit
Hoofdstuk 4 Toets aan wet- en regelgeving
4.7.1 Gemeentelijke visie op externe veiligheid
4.7.4 Transportroutes gevaarlijke stoffen
4.8 Archeologie en cultuurhistorie
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Elke gemeente dient op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) om de tien jaar haar bestemmingsplannen te herzien of een verlengingsbesluit te nemen, dan wel een beheersverordening vast te stellen. Indien de gemeenteraad dit niet tijdig doet, vervalt haar bevoegdheid om leges te heffen voor diensten die verband houden met het bestemmingsplan (bijvoorbeeld in het kader van omgevingsvergunningen). Het bestemmingsplan Sportcomplex De Marsch Paterswolde is op 10 augustus 2006 door de raad vastgesteld. De Gedeputeerde Staten van Drenthe hebben goedkeuring onthouden aan dit bestemmingsplan. Om aan de tienjarige actualiseringsplicht van de Wet ruimtelijke ordening te voldoen, is het bestemmingsplan Sportcomplex de Marsch, Paterswolde geactualiseerd.
1.2 Beheersverordening
Bij de behandeling van de Wet ruimtelijke ordening door het Parlement is de beheersverordening toegevoegd aan het ruimtelijke instrumentarium van gemeenten. Hiermee is de mogelijkheid gecreëerd om voor zogenaamde 'laag dynamische' gebieden op een snelle en eenvoudige wijze, een nieuw planologisch regiem vast te stellen. Aangezien binnen het Sportcomplex De Marsh geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien (zie ook paragraaf 3.3), is ervoor gekozen om voor het gehele gebied een beheersverordening op te stellen. Met deze beheersverordening wordt de huidige planologisch-juridische regeling, dan wel het bestaande gebruik (opnieuw) vastgelegd, waarbij een actualisatie heeft plaatsgevonden aan gewijzigd beleid en gewijzigde omstandigheden.
1.3 Juridische systematiek
De bestaande rechten op grond van de vigerende (bestemmings)plannen vormen het uitgangspunt voor deze beheersverordening. Het vigerende bestemmingsplan Sportcomplex De Marsch, Paterswolde kent overwegend gebiedsgerichte bestemmingen. Daarbij zijn de in de verbeelding aan te geven juridisch harde begrenzingen tussen de verschillende functies beperkt tot een aantal essentiële onderdelen. Ten aanzien van de bebouwing is sprake van een vrij grote mate van detaillering in de regels. Deze systematiek wordt gecontinueerd in deze beheersverordening.
1.4 Beheersgebied en vigerende plannen
De ligging en globale begrenzing van het beheersgebied Sportcomplex De Marsch zijn aangegeven op de navolgende overzichtskaart. Hiervoor zijn de volgende bestemmingsplannen van kracht:
-
Sportcomplex De Marsch, Paterswolde (vastgesteld op 10 augustus 2006)
Overzichtskaart
1.5 Leeswijzer
Het volgende hoofdstuk geeft het beleidskader voor het beheersgebied weer. Daarbij wordt alleen ingegaan op beleidsdocumenten die van invloed zijn op de juridische regeling van deze beheersverordening. Het gaat hier niet om beleid voor nieuwe ontwikkelingen, maar om het ruimtelijk beleid zoals dat op dit moment van toepassing is voor de kernen binnen de gemeente en voor Paterswolde in het bijzonder. In hoofdstuk 3, de planbeschrijving, gaat het om de huidige situatie binnen het beheersgebied en de juridische regeling voor de toekomst. Hoofdstuk 4 betreft de toets aan wet- en regelgeving op het gebied van natuur, milieu, archeologie en dergelijke.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijk
De op 1 juli 2008 in werking getreden Wro kent ten opzichte van zijn voorganger een aantal nieuwe instrumenten. Eén daarvan is de beheersverordening. De beheersverordening is in de wet opgenomen om met het oog op het beheer van een gebied het bestaande gebruik snel en effectief te kunnen vastleggen in een gebied waar geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien. Het gaat dus om een beheerregeling. Daarnaast heeft de beheersverordening een digitaal component en sluit het aan bij de digitale opzet van het overige Wro-instrumentarium.
In de Handreiking Beheersverordening Wro is aangegeven dat de beheersverordening bestaat uit:
-
een object dat bestaat uit het gebied waarop de verordening betrekking heeft;
-
een of meer objecten binnen het gebied;
-
regels die zijn gekoppeld aan het gebied en/of de objecten binnen het gebied en die zijn gericht op het beheer van het gebied;
-
regels die gaan over gebruiken, bouwen, aanleggen en slopen, afwijken met een omgevingsvergunning en overgangsrecht.
Een beheersverordening gaat vergezeld van een toelichting waarin gemotiveerd wordt beschreven: de keuze voor het instrument beheersverordening, waarom er géén ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien en welke onderzoeken hebben plaatsgevonden. Ook bevat de toelichting een uitleg van de regels. In paragraaf 3.4 wordt nader ingegaan op de juridische vormgeving van voorliggende beheersverordening.
2.1.1 Beschermd dorpsgezicht
De Landgoederenreeks Eelde-Paterswolde zijn aangewezen als beschermd dorpsgezicht op grond van de Erfgoedwet. Beschermde dorpsgezichten zijn gebieden welke vanwege de cultuurhistorische en stedenbouwkundige waarden beschermd worden. Hun waarde stijgt uit boven het lokale belang. Het doel van de aanwijzing is de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als zwaarwegend belang bij de verdere ontwikkelingen binnen het gebied. De aanwijzing beoogt op die wijze een basis te geven voor een ruimtelijke ontwikkeling die inspeelt op de aanwezige kwaliteit, daarvan gebruik maakt en daarop voortbouwt.
Het beheersgebied bevindt zich voor een klein gedeelte in de landgoederenreeks. In dit gedeelte zijn voornamelijk ruime behuizingen, een redelijk open beekdallandschap waarin laanpatronen, tuinen en bermbeplantingen voor hierarchie zorgen. Ter hoogte van het sportcomplex wordt de weg gekenmerkt door het voorkomen van forse laanbeplanting. Binnen het plangebied zijn geen monumenten aanwezig. Wel is het gebied gelegen in de directe nabijheid van het Rijksmonumentale woonhuis 'De Marsch'. Dit woonhuis is onderdeel van de Landgoederenreeks Eelde-Paterswolde. Behoud van de bestaande waarden van het Rijksmonument en de directe omgeving hiervan dient het uitgangspunt te zijn bij toekomstige ontwikkelingen. Voor toekomstige ontwikkelingen binnen het beschermd dorpsgezicht is het uitgangspunt het behouden van de bestaande waarden zoals aangegeven in de 'Toelichting bij het besluit tot aanwijzing van het beschermde Landgoederenreeks Eelde-Paterswolde'. De karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied dient behouden te blijven.
2.2 Provincie
2.2.1 Omgevingsvisie Drenthe
De provincie Drenthe heeft op 2 juni 2010 het nieuwe omgevingsplan vastgesteld: de Omgevingsvisie Drenthe. De Omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020. De Omgevingsvisie 2010 is op een aantal inhoudelijke thema’s geactualiseerd. Deze wijzigingen zijn opgenomen in het document Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014. De geactualiseerde visie is op 20 augustus 2014 in werking getreden.
Kernkwaliteiten
De missie voor de Omgevingsvisie Drenthe luidt: “Het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is”.
Deze ambitie vormt het hart van het provinciaal beleid. De provincie wil ‘ontwikkelen met ruimtelijke kwaliteit’, mede vanuit de wetenschap dat landschapskwaliteit een belangrijke vestigingsfactor is. De provincie benoemt in haar beleid zes verschillende kernkwaliteiten die de ruimtelijke kwaliteit inhoud geven. Het gaat om landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur. Zorgvuldig ruimtegebruik en milieu en leefomgevingskwaliteit vormen de andere aspecten van ruimtelijke kwaliteit.
Omdat niet alle kernkwaliteiten goed te duiden zijn in het fysiek-ruimtelijk domein, zijn deze vertaald naar indicatoren. Rust is vertaald naar stilte en duisternis. Ruimte staat voor de openheid van het landschap. De graadmeter voor natuur is de biodiversiteit. Landschap is vertaald naar diversiteit en gaafheid van landschapstypen. Oorspronkelijkheid is concreet gemaakt in de kernkwaliteiten cultuurhistorische, archeologische en aardkundige waarden. Veiligheid staat voor sociale, externe en verkeersveiligheid.
De kernkwaliteiten noaberschap, menselijke maat en kleinschaligheid zijn lastig ruimtelijk te duiden, maar zijn meegenomen in de begrippen ‘leefbaarheid’ en ‘passend bij Drenthe’. Onder natuur wordt verstaan de biodiversiteit in de provincie. Biodiversiteit is echter veelomvattend. De provinciale inzet op het behouden en het versterken van de biodiversiteit richt zich primair op het soortenbeleid en op het realiseren van het Natuurnetwerk Nederland. In de wet heet dit de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
Landschap
De kwaliteit en de diversiteit van het Drentse landschap dragen sterk bij aan een aantrekkelijk milieu om in te wonen, te werken en te recreëren. De identiteit van het Drentse landschap wordt bepaald door de ontstaansgeschiedenis en de diversiteit aan landschapstypen. De provincie richt zich op het in stand houden en versterken van het landschap als economisch, ecologisch en cultureel kapitaal.
De provinciale ambitie is een Drents landschap waarin de verscheidenheid in landschapstypen en –onderdelen zich blijvend manifesteert. Landschapstypen met de bijbehorende landschapskenmerken wil men in samenhang behouden en versterken. Daarmee wordt gestreefd naar een Drents landschap waarin het grondgebruik, het type natuur en het landschapsbeeld passen bij de ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap. Vanuit dat perspectief wil de provincie keuzes voor nieuwe ontwikkelingen in het landschap blijvend mogelijk maken.
Paterswolde maakt deel uit van het esdorpenlandschap. Van provinciaal belang zijn:
-
de essen; deze voor het esdorpenlandschap kenmerkende open ruimtes zijn veelal omgeven met esrandbeplanting;
-
de beekdalen: onbebouwd gebied met kleinschalige beplantingstructuren en beekdal(rand)beplanting.
Het provinciaal beleid is gericht op behoud van de open ruimte en het versterken van esrandbeplanting. Tevens is het beleid gericht op het behoud van het onbebouwde karakter en het versterken van karakteristiek beekdal(rand)beplanting.
De beheersverordening maak geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk die de kernkwaliteit landschap kunnen aantasten.
Natuur
De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een samenhangende structuur van gebieden met een speciale natuurkwaliteit. De Ecologische Hoofdstructuur vormt de ruggengraat van het Drentse natuurnetwerk en waarborgt biodiversiteit en duurzame natuur. De op perceelsniveau begrensde EHS vormt het kader voor regelgeving en subsidies.
De provincie is direct verantwoordelijk voor de kwaliteit en kwantiteit van de natuur binnen de EHS. Gemeenten en waterschappen zijn in de eerste plaats verantwoordelijk voor natuur buiten de EHS. In een te ontwikkelen Natuurvisie wordt uitgewerkt welke rol de provincie heeft in natuurwaarden buiten de begrensde EHS.
Het beheersgebied valt gedeeltelijk in de EHS. De beheersverordening maak geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk die de kernkwaliteit natuur kunnen aantasten. Middels de aanduiding 'milieuzone - ehs', weergegeven ten behoeve van de bescherming, het behoud en herstel of duurzame ontwikkeling van de ecologische waarde en kenmerken van het gebied, is geregeld dat ter plaatse van die gronden geen gebouwen en andere bouwwerken zijn toegestaan, met uitzondering van de bestaande bebouwing.
Cultuurhistorie
Het provinciale beleid ten aanzien van cultuurhistorie is beschreven in het Cultuurhistorisch Kompas. Twee doelstellingen staan hierin centraal. Ten eerste wil de provincie de cultuurhistorie herkenbaar houden. Ten tweede wil de provincie de ruimtelijke identiteit versterken.
De provincie doet dat door ruimtelijke ontwikkelingen te sturen vanuit samenhangende cultuurhistorische kwaliteiten, met respect en durf. Daarin is ruimte voor inspiratie en eigen afwegingen van de partners. Het veiligstellen van cultuurhistorische waarden en tegelijkertijd het bieden van ruimte voor ontwikkelingen, vraagt om een heldere wijze van sturing. Onderscheid wordt gemaakt tussen drie sturingsniveaus: respecteren, voorwaarden stellen en eisen stellen.
Voor Paterswolde geldt het sturingsniveau “eisen stellen”. De provincie stuurt de ontwikkelingen in de (vanuit de cultuurhistorie bezien) gewenste richting.
Voor het gebied “De kop van Drenthe”, waar Paterswolde deel van uitmaakt, is de ambitie als volgt vastgelegd:
-
Het in stand houden van de karakteristiek van het esdorpenlandschap. Deze karakteristiek uit zich in een zichtbare ruimtelijke samenhang tussen esdorp, es, beekdal en veld met bijbehorend microreliëf en beplantingselementen als houtwallen en esrandbosjes. Bovendien kent het esdorpenlandschap een grote tijdsdiepte, wat blijkt uit vele zichtbare en onzichtbare (pre)historische bewoningssporen als nederzettingen, grafmonumenten en celtic fields.
-
Het vasthouden en zorgvuldig doorzetten van de ruimtelijke opzet van de esdorpen. Deze opzet wordt getypeerd door een vrije ordening van bebouwing en boerderijen, afwisseling tussen bebouwde plekken en open ruimtes (in het bijzonder de brinken) en doorzichten naar het omliggende buitengebied.
-
Het behouden van de openheid van de brede beekdalen als contrast met hun scherpe begrenzingen, in de vorm van houtwallen en bossen.
-
Het veiligstellen van de karakteristiek van de randveenontginningen, door het behouden van licht slingerende wegdorpen en het verder versterken van de houtwalpatronen en de opstrekkende verkaveling in het buitengebied.
De beheersverordening maak geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk die de kernkwaliteit cultuurhistorie kunnen aantasten. De gemeente heeft ten behoeve van het aspect cultuurhistorie de Structuurvisie Cultuurhistorie 2014-2024 “Een juweel tussen twee provinciehoofdsteden” vastgesteld (zie paragraaf 2.3.4). De ruimtelijke aspecten van deze structuurvisie zijn vertaald in de beheersverordening.
Archeologie
De provinciale doelstellingen voor archeologie zijn:
-
het in de bodem bewaren (behoud ‘in situ’) van waardevol Drents archeologische erfgoed of – als dat niet mogelijk is – het opgraven en duurzaam veiligstellen (behoud ‘ex situ’) van het erfgoed in het Noordelijk Archeologisch Depot in Nuis;
-
het op goede wijze uitvoeren van archeologisch onderzoek in het kader van ruimtelijke plannen;
-
het vergroten van het draagvlak voor het archeologisch erfgoed;
-
het ontsluiten van de ‘archeologische verhalen van Drenthe’.
De beheersverordening maak geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk die de kernkwaliteit archeologie kunnen aantasten. De gemeente heeft ten behoeve van het aspect archeologie de Structuurvisie Archeologie vastgesteld (zie paragraaf 2.3.3). Bekende en verwachte archeologische waarden hebben een beschermende regeling gekregen in de beheersverordening.
Aardkundige waarden
Aardkundige waarden zijn natuurlijke variaties in het aardoppervlak van geomorfologische, geologische, bodemkundige verschijnselen en/of processen die onder andere onder invloed van wind en water gebeuren. Onder aardkundige waarden vallen bijvoorbeeld veentjes, pingoruïnes, stuwwallen, zandkoppen en (micro en macro)reliëf.
Aardkundige waarden die bijdragen aan het specifieke Drentse karakter wil de provincie behouden en waar mogelijk herstellen zonder daarbij het normale landbouwkundig gebruik te belemmeren. Voor de aardkundige waarden worden drie beschermingsniveaus onderscheiden die verschillen in de mate van inzet van de provincie. Het hoge en het gemiddelde beschermingsniveau zijn van provinciaal belang.
In het beheersgebied zijn gronden gelegen waarvoor een generiek beschermingsniveau: respecteren geldt. De beheersverordening maak geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk die de kernkwaliteit aardkundige waarden kunnen aantasten.
Rust
De provinciale stilte- en duisternisgebieden zijn in de Omgevingsvisie Drenthe aangegeven. Paterswolde behoort hier niet toe.
De belangrijkste bronnen van lichthinder vallen onder de bevoegdheid van de gemeenten. Te denken valt aan openbare verlichting, glastuinbouw, open melkstallen, sportveldverlichting, terreinverlichting, sierverlichting en reclameverlichting. De provincie onderzoekt samen met de gemeente Tynaarlo en andere de Drentse gemeenten welke mogelijkheden er zijn om lichthinder terug te dringen en duisternis te bevorderen. Dit draagt ook bij aan energiebesparing. Het streven om minder openbare verlichting langs de provinciale wegen te gebruiken, is vastgelegd in de nota ‘Openbare verlichting, provinciale wegen Drenthe’. Bij het verlenen van omgevingsvergunningen op grond van de Wet milieubeheer en de Natuurbeschermingswet let de provincie nadrukkelijk op het voorkomen en beperken van lichthinder.
De beheersverordening maak geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk die de kernkwaliteit rust kunnen aantasten.
Kernwaarde bedrijvigheid
Naast de zes kernkwaliteiten heeft de provincie de kernwaarde bedrijvigheid geïntroduceerd. Bedrijvigheid in Drenthe is van grote maatschappelijke en economische betekenis vanwege de werkgelegenheid en de vitaliteit van het platteland en de steden. De provincie acht bedrijvigheid van provinciaal belang en heeft dit daarom tot een kernwaarde benoemd. Kernkwaliteiten en kernwaarde wegen als uitgangspunt even zwaar.
Het behouden en ontwikkelen van de kernkwaliteiten is belangrijk voor een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving in Drenthe. Even belangrijk is een gezond economisch klimaat, met voldoende bedrijvigheid en werkgelegenheid, en een gezond sociaal klimaat, met voldoende variatie in het aanbod van woonmilieus en voorzieningen met een hoge leefbaarheid.
De provincie wil met haar beleid voorwaarden creëren voor het ontwikkelen van een robuuste sociaal-economische structuur van Drenthe. Daarbij wordt rekening houden met de economische en demografische ontwikkeling. De voor Sportcomplex De Marsch Paterswolde relevante beleidsthema’s komen hieronder kort aan de orde.
Economische ontwikkeling en werkgelegenheid
Om werkgelegenheid te behouden en nieuwe te creëren, streeft de provincie naar de ontwikkeling van een dynamische, vitale en zichzelf vernieuwende regionale economie. Een belangrijke voorwaarde daarvoor is het kunnen bieden van voldoende, gevarieerde, aantrekkelijke en vitale vestigingsmogelijkheden op regionale bedrijventerreinen en andere stedelijke werklocaties.
In het landelijk gebied wil de provincie voldoende ontwikkelingsmogelijkheden bieden voor landbouw, recreatie en toerisme en andere niet-agrarische bedrijvigheid. Het regionale economische vestigingsklimaat is van provinciaal belang.
Van provinciaal belang is ook een goed gespreid en gevarieerd aanbod van regionale werklocaties, zowel kwantitatief als kwalitatief, aansluitend bij de vraag van ondernemingen. Deze locaties moeten goed bereikbaar zijn. Daarnaast worden locaties aangewezen voor milieuhinderlijke bedrijvigheid.
De landbouw moet in de provincie voldoende mogelijkheden hebben voor schaalvergroting en voor de productie van energie. Ook dit is een provinciaal belang.
Vrijetijdseconomie is een belangrijke economische pijler voor Drenthe. Drenthe moet aantrekkelijk blijven voor recreanten en toeristen. Van provinciaal belang is het verbeteren en vernieuwen van het bestaande aanbod van verblijfs- en dagrecreatie en van de toeristisch-recreatieve infrastructuur.
De landbouw en de vrijetijdseconomie vallen onder de kernwaarde bedrijvigheid en spelen tevens een belangrijke rol bij het behouden en ontwikkelen van de kernkwaliteiten.
Demografische ontwikkeling
Structurele bevolkingsdaling is voor de provincie Drenthe een relatief nieuw fenomeen. Dalende bevolkingsaantallen kunnen leiden tot ongewenste concurrentie om bewoners en bedrijven. Dit vraagt om nieuwe, bovenlokale visies op de ruimtelijke inrichting. De provincie ziet het als een bestuurlijke uitdaging om de demografische ontwikkeling samen met de gemeenten in goede banen te leiden. Het is dus een provinciaal belang om een adequate strategie te ontwikkelen voor krimpgebieden, met aandacht voor wonen, leefbaarheid, bereikbaarheid en arbeid.
Wonen
De provincie streeft naar aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag. Het maken van bovenlokale afspraken hierover is van provinciaal belang. Gemeenten werken hun aandeel in het woonaanbod en de woonmilieus uit in de gemeentelijke structuurvisies of woonplannen. Zij houden daarbij rekening met de huidige kernenstructuur in de gemeente en de behoefte aan verschillende woonmilieus.
Steden en stedelijke netwerken
De stedelijke centra maken Drenthe voor haar inwoners en voor bezoekers extra aantrekkelijk. De provincie streeft naar steden met een onderscheidende identiteit, gebaseerd op historische kenmerken of gebiedskenmerken. Deze differentiatie is van provinciaal belang. Dat geldt ook voor ontwikkelingen die bijdragen aan het bruisende karakter van de steden.
Van provinciaal belang is dat de stedelijke netwerken ‘robuust’ zijn. De provincie streeft naar netwerken van steden die samenhangen, samenwerken en complementair zijn. Dit is nodig voor een toekomstbestendige ontwikkeling van mobiliteit, woon- en werklocaties, werkgelegenheid en voorzieningen.
Klimaatverandering
De provincie streeft naar een leefomgeving die de langetermijnveranderingen in het klimaat en weersextremen kan opvangen. Hiervoor is een klimaatbestendig watersysteem cruciaal. De beleidsverantwoordelijkheid voor de kwaliteit en kwantiteit van (grond)water ligt bij de provincie en is daarmee van provinciaal belang.
Mobiliteit en bereikbaarheid
Voor de ambities op het gebied van wonen, werken en recreëren moet de provincie veilig en goed te bereiken zijn, ook internationaal. De provincie wil voorwaarden creëren voor een duurzame en innovatieve ontwikkeling van de mobiliteit. De samenhang en de betrouwbaarheid van (inter)regionale netwerken voor auto, openbaar vervoer, fiets en goederen over weg, spoor en water zijn van provinciaal belang, evenals de verknoping met de (inter)nationale netwerken. Daarnaast is een hoogwaardige digitale bereikbaarheid van groot belang voor de sociaal-economische ontwikkeling van Drenthe.
Multifunctionaliteit
Op veel plekken in de provincie komen verschillende gebruiksfuncties samen. Een goede verweving van deze functies is van provinciaal belang. Het gaat de provincie hierbij om het verbinden van stad en land, het verweven van landbouw, natuur en water in het landelijk gebied en het benutten van de kernkwaliteiten voor de plattelandseconomie.
Cultuur en sport
De provincie streeft naar een bruisende provincie die uitdaagt tot bewegen en inspireert met culturele activiteiten. Sport- en cultuurparticipatie en de continuïteit in het voorzieningenniveau die hiervoor nodig is, zijn van provinciaal belang.
2.2.2 Omgevingsverordening Drenthe
De provincie heeft de Omgevingsvisie (deels) doorvertaald naar een verordening voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. De Omgevingsverordening is op 9 maart 2012 door Provinciale Staten vastgesteld. Omdat de Omgevingsvisie in 2014 is geactualiseerd, was het ook noodzakelijk de Provinciale Omgevingsverordening te actualiseren. Op 23 september 2015 is de actualiseerde versie door Provinciale Staten vastgesteld.
In de Omgevingsverordening is bepaald dat indien bij een ruimtelijk plan kernkwaliteiten betrokken zijn:
-
in het ruimtelijk plan wordt uiteengezet dat met het desbetreffende plan wordt bijgedragen aan behoud en ontwikkeling van de bij het plan betrokken kernkwaliteiten conform het provinciaal beleid en de sturingsniveaus zoals die zijn verwoord in de Omgevingsvisie;
-
het desbetreffende ruimtelijk plan geen nieuwe activiteiten mogelijk maakt dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk maakt die deze kernkwaliteiten significant aantasten.
Zoals hiervoor staat beschreven worden de kernkwaliteiten niet aangetast door het vastleggen van de bestaande situatie in de beheersverordening De Marsch Paterswolde.
In de Omgevingsverordening is het beheersgebied grotendeels aangeduid als “bestaand stedelijk gebied”.
Artikel 3.15 van de Omgevingsverordening geeft aan dat een ruimtelijk plan slechts in ruimte vragende ontwikkelingen voorziet op het gebied van woon-, werklocaties en infrastructuur indien uit het desbetreffende ruimtelijk plan blijkt dat dit op basis van de Ladder voor duurzame verstedelijking gerechtvaardigd is.
Aangezien de beheersverordening geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, wordt voldaan aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.
2.2.3 Regiovisie Groningen-Assen 2030
De Regiovisie Groningen-Assen 2030 (juni 1999) geeft de langetermijnvisie op de ruimtelijke en economische ontwikkeling van de regio Groningen-Assen weer. Deze regio vervult een motorfunctie binnen het Noorden op het gebied van werkgelegenheid, onderwijs, woningbouw, voorzieningen, vervoersverbindingen en cultuur. In 2013 heeft de stuurgroep van de Regio Groningen - Assen de Actualisatie Regiovisie “Veranderende context, blijvend perspectief” vastgesteld.
De Regiovisie is geen ruimtelijke plan in de zin van de Wet ruimtelijke ordening, maar een samenwerkingsprogramma van regionale overheden om te komen tot regionale ontwikkeling met behoud van aanwezige kwaliteiten. Het geeft een toekomstvisie in hoofdlijnen met een globaal programma en bevat en groot aantal opgaven die moeten worden uitgewerkt en gerealiseerd. De visie krijgt zijn neerslag in plannen van provincie, gemeenten en waterschappen.
De Regiovisie vormt de basis voor de uitwerking van opgaven en projecten door de provincies en de gemeenten. Bij projecten waarbij een nadrukkelijke regionale regie nodig is om tot ontwikkeling te komen zal de Regio de projectorganisatie verzorgen en financiële middelen beschikbaar stellen uit gezamenlijk te creëren fondsen.
Vanwege het programmatische karakter van de Regiovisie is er geen sprake van een doorwerking in deze beheersverordening.
2.3 Gemeente
2.3.1 Structuurplan gemeente Tynaarlo
In 2006 heeft de gemeente het Structuurplan gemeente Tynaarlo opgesteld. Het Structuurplan is kaderstellend en initiërend voor het ruimtelijk beleid. Tevens dient het als communicatiemiddel richting de bevolking inzake toekomstige veranderingen en koersbepaling.
In het kader van de Omgevingswet werkt de gemeente aan een nieuwe Omgevingsvisie.
Binnen de beleidsterreinen wonen, archeologie, cultuurhistorie en economie zijn inmiddels afzonderlijke visies opgesteld. Wat nog relevant is voor het beheersgebied komt in het navolgende aan bod.
2.3.2 Structuurvisie Archeologie
In de Structuurvisie Archeologie, die vastgesteld is op 28 mei 2013, is vastgelegd op welke wijze de gemeente Tynaarlo wil omgaan met het archeologisch erfgoed. De Structuurvisie Archeologie inventariseert de bekende en verwachte archeologische waarden en geeft invulling aan het ruimtelijke beleid. Het belangrijkste instrument daarbij zijn bestemmingsplannen en beheersverordeningen. In deze ruimtelijke plannen, zo ook deze beheersverordening, zijn te beschermen zones aangewezen en van op maat gesneden bestemmingsregels voorzien.
Op de archeologische beleidskaart is inzichtelijk gemaakt welke waarden waar aanwezig zijn. Een uitsnede van deze kaart en de legenda zijn hierna weergegeven.
Uit deze kaart blijkt dat het linker gedeelte van het beheersgebied de archeologische verwachting verstoord is of het beheersgebied is onderzocht en archeologisch vrijgegeven. In het rechter gedeelte is er een hoge tot middelhoge verwachting op basis van het landschap.
Uitsnede archeologische waardenkaart
2.3.3 Structuurvisie Cultuurhistorie
Uitsnede cultuurhistorische beleidswaardenkaart (rood = hoge tot zeer hoge waarde, oranje = hoge waarde, groen = lage waarde, paars = beschermd dorpsgezicht)
De gemeente heeft ten behoeve van het aspect cultuurhistorie de Structuurvisie Cultuurhistorie 2014-2024 “Een juweel tussen twee provinciehoofdsteden” vastgesteld. Het doel van deze visie is het borgen van cultuurhistorisch erfgoed. De gemeente heeft het waarborgen van het erfgoed en de ruimtelijke identiteit van Tynaarlo samengevat in één centrale boodschap: de gemeente wil historische structuren en karakteristieken herkenbaar houden, de kwaliteit bewaken en de historische gelaagdheid in acht nemen.
Op de cultuurhistorische beleidswaardenkaart is inzichtelijk gemaakt welke waarden waar aanwezig zijn. Een uitsnede van deze kaart is hiervoor weergegeven.
Uit deze kaart blijkt dat het Sportcomplex De Marsch Paterswolde deels gelegen is in een gebied met zeer hoge tot hoge waardering (rood) en deels in een gebied met een lage cultuurhistorische waarde (groen) kent. Bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt gestreefd naar een sterke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Deze lage waardering houdt overigens niet in dat er geen ruimtelijke kwaliteit aanwezig is. De cultuurhistorische waardenkaart heeft als uitgangspunt de landschappelijke gaafheid sinds 1850-1900; bij de ontwikkelingen van de woongebieden zijn diverse landschappelijke kenmerken verloren gegaan.
Wat betreft de aspecten bouwkunst en stedenbouw zijn diverse elementen op de cultuurhistorische beleidswaardenkaart aangegeven. Op de kaart is het beschermde dorpsgezicht (paarse arcering) Landgoederenreeks Eelde-Paterswolde duidelijk herkenbaar. Het beleid voor het beschermd dorpsgezicht is borging in het bestemmingsplan/beheersverordening.
Voorts zijn in het beheersgebied de aanwezige rijksmonumenten, provinciale monumenten, beeldbepalende panden aangeduid. Binnen het plangebied zijn geen monumenten aanwezig. Wel is het gebied gelegen in de directe nabijheid van het Rijksmonumentale woonhuis 'De Marsch'. Dit woonhuis is onderdeel van de Landgoederenreeks Eelde-Paterswolde. Behoud van de bestaande waarden van het Rijksmonument en de directe omgeving hiervan dient het uitgangspunt te zijn bij toekomstige ontwikkelingen.
Ook wat betreft het aspect landschapselementen zijn diverse elementen op de cultuurhistorische beleidswaardenkaart aangegeven. Het betreft historische infrastructuur, brinken en monumentale bomen. Waardevolle bomenstructuren en monumentale bomen zijn ook in het gemeentelijke Bomenplan (zie ook paragraaf 2.3.4) opgenomen.
De voornoemde waarden zijn als volgt in deze beheersverordening vertaald:
Rijksmonumenten, provinciale monumenten en beschermde dorpsgezichten zijn beschermd op basis van de Erfgoedwet en een provinciale verordening. Het beschermde dorpsgezicht is middels een dubbelbestemming in voorliggende beheersverordening geregeld. Dit geldt tevens voor monumentale bomen.
Voor toekomstige ontwikkelingen binnen het beschermd dorpsgezicht is het uitgangspunt het behouden van de bestaande waarden zoals aangegeven in de 'Toelichting bij het besluit tot aanwijzing van het beschermde dorpsgezicht Landgoederenreeks Eelde-Paterswolde'. De karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied dient behouden te blijven.
2.3.4 Bomenplan
De gemeente heeft het Bomenplan opgesteld. Daarin is ingegaan op de groenstructuren, monumentale bomen en ‘lokale bomen’ binnen het gemeentelijk groengebied. Het uitgangspunt voor het bomenbeleid is als volgt gedefinieerd:
“de gemeente Tynaarlo koestert haar groene karakter door beleid en beheer rond bomen af te stemmen op het landschappelijk, natuurlijk en historisch raamwerk, passend binnen de normen van de huidige tijd.” Het Bomenplan doet aanbevelingen ter behoud en/of versterking van bestaand groen (zowel qua structuur als solitaire bomen). Aan de ontsluitingsweg van het sportcomplex staan monumentale bomen. In het beheersgebied zelf staan ook monumentale bomen, deze bomen zijn meegenomen op de verbeelding. De voorliggende beheersverordening maakt geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk waarmee eventuele aanwezige monumentale bomen worden aangetast.
2.3.5 Welstandsnota
In het kader van het welstandstoezicht wordt het uiterlijk van een bouwwerk beoordeeld aan de hand van de zogenaamde redelijke eisen van welstand. Die eisen zijn vastgelegd in de gemeentelijke welstandsnota. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten wordt getoetst aan de welstandseisen. Daarmee is het welstandstoezicht een instrument voor het beheer van de ruimtelijke kwaliteit van een gebied.
De welstandsnota bevat criteria waaraan een bouwplan qua uiterlijke verschijning wordt getoetst. De welstandscriteria zijn onderverdeeld naar ligging, massa en vorm, gevelopbouw, detaillering en materiaal- en kleurgebruik.
Het welstandsbeleid heeft geen gevolgen voor deze beheersverordening aangezien er geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Ruimtelijke structuur en kwaliteit
Vanwege de strategische ligging ten opzicht van Groningen en de bodemgesteldheid (veenmoerassen) kwamen er in de huidige gemeente Tynaarlo versterkte huizen. In de landgoederenreeks Eelde-Paterswolde kwam in de Middeleeuwen een havezathe voor (Oosterbroek). In de achtiende en negentiende eeuw kwam daarvoor in de plaats een aantal buitenverblijven van vooral Groninger notabelen. Naast de bouw van huizen werd echter ook de inrichting van erven ter hand genomen. Na de Tweede Wereldoorlog werd het gebied tussen Lemferdinge en Vennebroek gebruikt voor de uitbreiding van het dorp Paterswolde.
Het beheersgebied is voornamelijk vanaf de Hooiweg in ontwikkeling gekomen en is omgeven door diverse ruime behuizingen en forse laanbeplanting.
3.2 Bestaande situatie
In de bestaande situatie wordt het beheersgebied gekenmerkt door de sportaccomodaties die zich er bevinden. In het gebied bevinden zich een sporthal, tennisvelden, een hockeyclub, scoutingvereniging en een manege. Het gebied wordt gekenmerkt door haar kleinschalige karakter dat tot uitdrukking komt in de houtwallen en bossingels.
In het bestemmingsplan 'Sportcentrum De Marsch, Paterswolde' uit 2006 werden een aantal voorgenomen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Deze ontwikkelingen hebben betrekking op de aanwezige tennisclub, hockeyclub, scouting en het mogelijk maken van een manege. Inmiddels is het voorgenomen tweede hockeyveld gerealiseerd, is de manege gebouwd en in gebruik. Daarnaast is het pad, dat de achter de sporthal gelegen accommodaties ontsluit, verhard en is het rioleringssysteem naar het westelijke deel van het plangebied doorgetrokken.
In het oostelijke deel van het plangebied is achter het terrein van de scoutingvereniging een parkeerplaats. Op dit parkeerterrein is het in de periode tussen mei en begin september tevens mogelijk twee corsowagens op te bouwen. Net als in het voorgaande bestemmingsplan wordt deze mogelijkheid ook in deze beheersverordening vastgelegd.
In het voorgaande bestemmingsplan werd de mogelijkheid geboden aan de tennisvereniging om de accommodatie uit te breiden met in totaal vier banen. De locatie van deze banen werd ten westen van de bestaande banen gesitueerd. In de huidige situatie zijn deze banen nog niet gerealiseerd.
Ten noorden van de manegehal werd de mogelijkheid geboden voor het realiseren van een nieuw parkeerterrein. Deze mogelijkheid wordt met deze beheersverordening overgenomen.
3.3 Ontwikkelingen
Op 20 augustus 2007 is een reguliere bouwvergunning verleend voor het vergroten van het clubgebouw van de tennisvereniging de Marsch. In 2011 is een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een scoutinggebouw. Daarnaast is in 2011 is een lichte bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een vakwerkmast ten behoeve van telecommunicatie. In 2015 hebben burgemeester en wethouders in het kader van het vooroverleg medewerking toegezegd aan de aanleg van een hockeyoefenveldje en is in datzelfde jaar ook een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een houten materiaalopslag bij het scoutinggebouw.
Naast deze reeds verleende vergunningen maakt deze beheersverordening geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk.
3.4 Juridische vormgeving
Zoals in de inleiding is aangegeven, is ervoor gekozen om voor Sportcomplex De Marsch een beheersverordening op te stellen. Binnen het beheersgebied zijn alleen 'ontwikkelingen' meegenomen die deel uitmaken van de vigerende bestemmingsplannen. Dit heeft betrekking op de vorengenoemde bouwmogelijkheden ten behoeve van woningen en de reguliere planologische mogelijkheden om erfbebouwing en beperkte uitbreidingen van hoofdgebouwen te realiseren. Vanwege het ontbreken van voorziene ruimtelijke ontwikkelingen op basis van een structuurvisie, dient het plangebied te worden aangemerkt als een 'laag dynamisch'-gebied.
Vergunningvrije bouwwerken en activiteiten die onder de "Kruimellijst" (artikel 4 bijlage II Bor) vallen, worden niet aangemerkt als ruimtelijke ontwikkelingen.
Nieuwe wet- en regelgeving, die verplicht in ieder ruimtelijke plan moet worden meegenomen, zijn vertaald in deze beheersverordening. Dit heeft betrekking op onder andere het archeologiebeleid.
Bij een beheersverordening moet het bestaande gebruik worden geregeld. In de Handreiking Beheersverordening van de Vereniging Nederlandse gemeenten (VNG) is onder meer aangegeven dat het begrip 'bestaand' op twee manieren kan worden gedefinieerd. Gebruik in 'enge zin' is het gebruik dat feitelijk bestaand is op het moment van het vaststellen van de beheersverordening. Dit geldt zowel voor het gebruik van gronden als van de aanwezige bouwwerken. Gebruik in 'ruime zin' gaat uit van het vigerende bestemmingsplan en van verleende omgevingsvergunningen voor planologisch afwijken. De VNG adviseert bij een keuze voor een beheersverordening uit te gaan van de 'ruime' definitie. Daarbij wordt als basis het vigerend bestemmingsplan gekozen. De gemeente Tynaarlo gaat hierin mee.
Juridische opzet
De Wro geeft niet aan uit welke elementen een beheersverordening is opgebouwd c.q. waaruit deze bestaat. Deze beheersverordening bestaat uit:
-
een verbeelding;
-
regels;
-
een toelichting.
In de verbeelding zijn de bestemmingen, aanduidingen en bouwvlakken opgenomen. De regels zijn als volgt opgebouwd:
-
inleidende regels;
-
bestemmingsregels;
-
algemene regels
-
overgangs- en slotregels.
3.4.1 Bestemmingen
De in deze beheersverordening voorkomende bestemmingen en bijbehorende regels zullen in deze paragraaf nader worden toegelicht.
Agrarisch
In het beheersgebied bevindt zich agrarisch cultuurgrond wat als zodanig is bestemd.
Groen
Naast groenvoorzieningen, water, openbare nutsvoorzieningen en speelvoorzieningen zijn in de bestemming Groen onder andere voorzieningen in de vorm van fiets- en voetpaden, oeverstroken, sierbestrating en overige verhardingen en dagrecreatief medegebruik begrepen.
Binnen de bestemming is het bouwen van gebouwen niet toegestaan.
Sport
Het gehele sportcomplex De Marsch is bestemd voor Sport. Binnen de bestemming komen de volgende functies voor:
-
een tenniscomplex;
-
een hockeyveld;
-
een sporthal;
-
scouting;
-
een verenigingsgebouw;
-
een blaashal;
-
een manege;
-
parkeerterreinen;
-
een zendmast;
-
corso opbouwplaatsen;
-
een ruiterpad;
-
een bedrijfswoning behorende bij de manege;
-
ontsluiting;
De genoemde sport- en speelvelden en binnensportvoorzieningen en zijn grotendeels specifiek in de verbeelding aangeduid.
Daarnaast zijn binnen de bestemming verkeers- en verblijfsvoorzieningen, speelvoorzieningen, dagrecreatieve voorzieningen, groenvoorzieningen, water en openbare nutsvoorzieningen toegestaan.
In de bestemming is horeca in de vorm van een kantine en daarmee vergelijkbare vormen eveneens begrepen.
Hoofdbebouwing ten behoeve van de sportfuncties dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd.
Waarde – Archeologie (dubbelbestemming)
De Structuurvisie Archeologie is vertaald in een dubbelbestemmingen Waarde – Archeologie 1, 2 en Waarde - Archeologische verwachting 1 en 2. Binnen het plangebied van de beheersverordening komen de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 2 en Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2 voor waarvoor geldt:
Bestemming |
Gebied |
Voorwaarden |
Waarde - Archeologie 2
|
Historische dorpskernen, zandopduikingen en pingo's/dobbes |
Het plaatsen van bouwwerken en andere bodemverstorende ingrepen zijn toegestaan. Er geldt een onderzoeksvrijstelling voor de eerste 30 cm onder het maaiveld en voor aanvragen voor bodemingrepen kleiner dan 100 m2. |
Waarde - Archeologische verwachting 2
|
Middelhoge of hoge archeologische verwachting |
Voorafgaand aan een bodemingreep groter dan 1.000 m2 en dieper dan 30 cm onder het maaiveld eerst een verkennend archeologisch onderzoek |
Normaal beheer en onderhoud worden uitgezonderd van de vergunningplicht. Hieronder wordt verstaan: het beheer en het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren.
Waarde – Beschermd Dorpsgezicht
De dubbelbestemming Waarde-Beschermd dorpsgezicht is in het bestemmingsplan opgenomen mede voor het behoud en zo mogelijk herstel van de ruimtelijke structuur en cultureel historische waarden van de landgoederenreeks in Eelde-Paterswolde. In de regels worden de specifieke ruimtelijke kenmerken van het beschermd dorpsgezicht beschreven en daarmee beschermd.
3.4.2 Algemene regels
In hoofdstuk 3 (Algemene regels) zijn regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen.
Algemene aanduidingsregels
In hoofdstuk 3 zijn ook de regels voor de gebiedsaanduidingen opgenomen. Dit zijn regels voor gebiedsaanduidingen die in meerdere bestemmingen voorkomen.
MONUMENTALE BOOM
Monumentale bomen zijn binnen het plangebied specifiek aangeduid. Bijzondere bomen vinden hun voornaamste bescherming in de Algemene Plaatselijke Verordening. In de beheersverordening is een aanvullende regeling opgenomen, vanwege het cultuurhistorische belang van deze bomen. De monumentale bomen zijn met een aanduiding op de verbeelding aangegeven. In de regels is bepaald dat, daar waar de aanduiding ‘monumentale boom’ voorkomt, geen bouwwerken mogen worden gebouwd. Ter verdere bescherming van de bomen is een aantal werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden slechts toegestaan indien een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is verleend.
EHS
De EHS is middels de aanduiding 'milieuzone - ehs' weergegeven ten behoeve van de bescherming, het behoud en herstel of duurzame ontwikkeling van de ecologische waarde en kenmerken van het gebied. Geregeld is dat ter plaatse van die gronden geen gebouwen en andere bouwwerken zijn toegestaan, met uitzondering van de bestaande bebouwing.
Algemene afwijkingsregels
In de algemene afwijkingsregels is geregeld dat onder voorwaarden specifiek gebruik of bouwen na verkrijgen van een omgevingsvergunning is toegestaan.
Overige regels
In de overige regels is opgenomen dat binnen het beheersgebied geen seksinrichtingen zijn toegestaan en parkeergelegenheid en los- en laadmogelijkheden aan regels zijn gebonden.
Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en het gebruik en de titel van de beheersverordening.
Hoofdstuk 4 Toets aan wet- en regelgeving
Deze beheersverordening is conserverend van aard. Voor zover het ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, gaat het om ontwikkelingen die ook al in de vigerende bestemmingsplannen zijn geregeld. Voor zover in de toekomst wel nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, zal daarvoor een afzonderlijke bestemmingsplanprocedure worden opgestart (inclusief onderzoeksverplichtingen). Gelet op het conserverend karakter van deze beheersverordening is er geen aanleiding om te veronderstellen dat de uitvoering ervan leidt tot nadelige milieugevolgen. Onderzoek op dit punt kan dan ook achterwege blijven. Hieronder worden wel alle onderzoeksaspecten volledigheidshalve kort nagelopen.
4.1 Wet geluidhinder
In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones, met uitzondering van wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt en wegen die zijn aangeduid als 'woonerf'. In geval van geluidgevoelige bebouwing binnen een zone dient akoestisch onderzoek plaats te vinden.
Behoudens situaties waarbij door burgemeester en wethouders een hogere waarde is vastgesteld, geldt voor woningen binnen een zone als hoogst toelaatbare geluidsbelasting van de gevel 48 dB (artikel 82, lid 1 van de Wet geluidhinder).
Deze beheersverordening geeft de planologische mogelijkheid om één bedrijfswoning op te richten. Het betreft hier bestaande planologisch rechten die zijn overgenomen uit vigerende bestemmingsplannen. Akoestisch onderzoek kan derhalve achterwege blijven.
4.2 Milieuzonering
In en rond Eelde-Paterswolde zijn vooral kleinschalige bedrijven en enkele agrarische bedrijven aanwezig. Voor nieuw te vestigen bedrijvigheid is in deze beheersverordening uitgegaan van een zonering op grond van bedrijfscategorieën. Daarvoor is de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering als uitgangspunt genomen. Het idee is dat op bedrijfspercelen die het dichtst bij hindergevoelige objecten zijn gelegen, alleen de laagste milieucategorieën zijn toegestaan. Andersom geldt dat een grotere afstand tot dergelijke objecten de vestiging van hogere categorieën toelaat. Hierdoor wordt gewaarborgd dat er geen onevenredige milieuhinder binnen de directe woonomgeving zal optreden.
4.3 Bodem
Bodemvervuiling kan een rol spelen bij de totstandkoming van nieuwe ontwikkelingen. De tijd dat elke vervuiling moest worden aangepakt, ligt achter ons. Belangrijkste criterium hierbij is of de vervuiling zodanig is dat er sprake is van risico's voor gezondheid of milieu. In de praktijk blijken er vrijwel nooit risico's te zijn voor de gezondheid van mensen. Milieurisico's (verspreiding en ecologie) komen wel voor, maar meestal gaat het erom dat eventuele vervuilingen afstemming vereisen met bepaalde ontwikkelingen.
Op dit moment is er sprake van een omslag van saneren naar beheren en behoeven alleen de zogeheten ‘ernstige vervuilingen’ in meer of mindere mate aangepakt te worden. De maatregelen worden daarbij afgestemd op de functie. Het nationale bodembeleid is geregeld in de Wet bodembescherming (Wbb). Het doel van de Wbb is om te voorkomen dat nieuwe gevallen van bodemverontreinigingen ontstaan. Voor bestaande bodemverontreinigingen is aangegeven in welke situaties (omvang en ernst van verontreiniging) en op welke termijn sanering moet plaatsvinden. Hierbij dient de bodemkwaliteit tenminste geschikt te worden gemaakt voor de functie die erop voorzien is, waarbij verspreiding van verontreiniging zoveel mogelijk wordt voorkomen.
Het beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit.
Deze beheersverordening maakt ten opzichte van de vigerende (bestemmings)plannen die worden vervangen geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de bodemkwaliteit, dan wel die beperkt worden door de bodemkwaliteit.
4.4 Water
Deze beheersverordening heeft geen invloed op de huidige waterhuishoudkundige situatie.
4.5 Luchtkwaliteit
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing). Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is bepaald dat een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 μg/m³ NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
Deze beheersverordening maakt ten opzichte van de vigerende (bestemmings)plannen die worden vervangen geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de luchtkwaliteit. Er is derhalve sprake van een 'nibm'-situatie waardoor onderzoek achterwege kan blijven.
4.6 Ecologie
Ter bescherming van ecologische waarden dient bij ruimtelijke ingrepen een afweging te worden gemaakt in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), de Natuurbeschermingswet (1998) en de Flora- en faunawet.
De Ecologische Hoofdstructuur is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. Het gebied ten noorden en westen van het beheersgebied maakt deel uit van de ecologische hoofdstructuur.
In deze beheersverordening is de bescherming van de gronden die aangewezen zijn als EHS geregeld via een aanduidingsregel. Hierin is vastgelegd dat voor de gronden behorend tot de EHS wordt nagestreefd dat deze worden beschermd, behouden en hersteld. Daarnaast wordt duurzame ontwikkeling van ecologische waarde en kenmerken van het gebied nagestreefd. Op deze gronden worden geen gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, met uitzondering van de bestaande gebouwen en bouwwerken.
4.7 Externe veiligheid
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) richt zich, zoals uit de naam reeds blijkt, primair op inrichtingen als bedoeld in de Wet milieubeheer. Welke inrichtingen onder de werking van het besluit vallen, blijkt uit artikel 2, lid 1. Deze inrichtingen brengen risico's met zich mee voor de in de omgeving gelegen risicogevoelige objecten.
Het besluit onderscheidt twee categorieën risicogevoelige objecten, namelijk kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten. Vervolgens geeft het besluit waarden voor het risico dat toelaatbaar wordt geacht voor deze objecten. Hierbij worden twee vormen van risico onderscheiden.
In het besluit is het plaatsgebonden risico gedefinieerd als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof. Dit risico laat zich goed ruimtelijk vertalen aangezien het gaat om punten waar zich een bepaald risico voordoet. Deze punten kunnen worden verbonden tot een contour.
Voor de zogenaamde categoriale inrichtingen, inrichtingen waarbij slechts één stof of categorie van stoffen verantwoordelijk is voor het risico, kan het plaatsgebonden risico eenvoudig worden bepaald. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om lpg, enkelvoudige opslagen, ammoniakopslag en dergelijke. Voor deze inrichtingen is op basis van een ministeriële regeling de plaatsgebonden risicocontour vertaald in een afstand. Bij de niet-categoriale inrichtingen, inrichtingen waarbij niet steeds dezelfde stoffen aanwezig zijn en waarbij stoffen wellicht worden bewerkt, kan geen standaard afstand worden bepaald. De ligging van de plaatsgebonden risicocontour zal hierbij moeten worden bepaald door een risicoanalyse.
Voor kwetsbare objecten geldt een harde normstelling in de vorm van een grenswaarde. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt een richtwaarde. De grenswaarde dient altijd en de richtwaarde dient zoveel mogelijk in acht te worden genomen. Zowel de grens- als de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico is bepaald op 10-6 per jaar.
Voorts kent het besluit het zogenaamde groepsrisico. Hierbij gaat het om de kans per jaar dat een groep mensen in minimaal een bepaalde omvang slachtoffer wordt van een ongeval. In het besluit wordt dit gedefinieerd als de (cumulatieve) kansen dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als direct gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van de inrichting en van één ongeval in die inrichting, waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Het groepsrisico moet worden bepaald binnen het invloedsgebied van de inrichting. Voor het groepsrisico gelden, anders dan voor het plaatsgebonden risico, geen grenswaarden, maar slechts oriënterende waarden. Het gaat om een maatschappelijke verantwoordingsplicht aan de hand van het risico. Ten aanzien hiervan moet een belangenafweging plaatsvinden. De wijze waarop met het groepsrisico moet worden omgegaan, blijkt uit een bij het besluit behorende ministeriële regeling en de Handreiking Groepsrisico.
Ook hier doet zich het verschil voor tussen categoriale en niet-categoriale bedrijven. Voor categoriale bedrijven kan aan de hand van de tabellen uit de ministeriële regeling worden bepaald of het aantal personen in het invloedsgebied, in combinatie met het gevaar van de risicobron, de oriënterende waarde overschrijdt. Bij niet-categoriale bedrijven moet altijd een berekening van het groepsrisico worden uitgevoerd.
4.7.1 Gemeentelijke visie op externe veiligheid
Met de Visie externe veiligheid geeft de gemeente Tynaarlo haar visie op de beheersing van veiligheidsrisico's binnen de gemeente. Het gaat dan om risico's als gevolg van opslag, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarmee geeft de gemeente ook het ambitieniveau aan. Op basis van deze visie wordt een nadere invulling gegeven aan de beleidsvrijheid op het gebied van externe veiligheid. Zo wordt aangegeven hoe de gemeente omgaat met (de verantwoording van) het groepsrisico en de richtwaarde bij het plaatsgebonden risico bij beperkt kwetsbare objecten.
De bestaande risicovolle inrichtingen voldoen aan de gestelde veiligheidseisen conform de wet- en regelgeving en worden gehandhaafd. Omdat veilig wonen een belangrijk uitgangspunt is en de gemeente hier veel waarde aan hecht, biedt ze geen ruimte meer voor nieuwe risicovolle inrichtingen. De aan te houden afstanden zijn in de wetgeving benoemd als risicocontouren waarbij de plaatsgebonden risicocontour 10-6 een belangrijke is. Woonwijken, scholen, bejaardenhuizen et cetera worden gezien als kwetsbare objecten en mogen niet in deze risicocontour van een inrichting komen te liggen. Beperkt kwetsbare objecten, zoals kantoren, bedrijfswoningen, sporthal of restaurant, kunnen bij uitzondering binnen de risicocontour komen te liggen. Echter het belang van een veilige leefomgeving heeft de gemeente aangegrepen om beperkt kwetsbare objecten binnen de plaatsgebonden risicocontour 10-6 risicocontour niet toe te staan.
Naast de genoemde risicocontour moet volgens de wetgeving ook worden gekeken naar de bevolkingsdichtheid in een bepaalde straal rondom een dergelijke risicovolle inrichting. Dit wordt het groepsrisico genoemd. Immers des te meer mensen er wonen of verblijven, des te groter de kans op meer slachtoffers als er iets gebeurt. De wetgeving heeft een zachte norm (oriëntatiewaarde) voor het groepsrisico gesteld en laat de gemeente vrij om haar eigen beleid hierin te ontwikkelen.
De gemeente heeft deze vrijheid genomen en zal de oriëntatiewaarde als toetsnorm hanteren. Dit betekent dat een toename van het aantal mensen voor wonen of verblijven wordt geaccepteerd zolang de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden. Verder zal een toename van het groepsrisico altijd goed worden gemotiveerd waarbij de gemaakte keuzes worden verantwoord en vastgelegd in het bijbehorende document, bijvoorbeeld het bestemmingsplan of een milieuvergunning.
Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de rijkswegen en provinciale wegen (A28, A7, N34 en N386) en het spoor sluit de gemeente zich aan bij de veiligheidsafstanden conform het nog in ontwikkeling zijnde rijksbeleid. De gemeente zal dan, indien nodig, in de bestemmingsplannen zones rond de wegen en het spoor opnemen waarbinnen geen gebouwen zijn toegestaan.
Samengevat luidt de ambitie voor nieuwe situaties, in de termen genoemd in de wetgeving, als volgt:
|
Overschrijding grenswaarde PR (10-6) voor kwetsbare objecten |
Overschrijding richtwaarde PR (10-6) voor beperkt kwetsbare objecten |
Overschrijding oriënterende waarde GR
|
Toename GR |
Gemeente Tynaarlo |
niet acceptabel |
niet acceptabel |
niet acceptabel |
acceptabel onder voorwaarden |
4.7.2 Inrichtingen
Er zijn geen risicovolle inrichtingen van invloed op het beheersgebied.
4.7.3 Buisleidingen
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) met de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) omvat de regelgeving op het gebied van buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In deze regelgeving is bepaald dat de belemmeringenstrook (4 m bij buisleidingen met een druk tot en met 40 Bar en 5 m bij overige buisleidingen), de plaatsgebonden risicocontour (10-6) en het invloedsgebied van het groepsrisico in acht dienen te worden gehouden bij ruimtelijke ontwikkelingen.
In het beheersgebied zijn geen buisleidingen aanwezig.
4.7.4 Transportroutes gevaarlijke stoffen
Zoals bij inrichtingen het Bevi voorwaarden stelt aan de omgang met externe veiligheid, zo zijn bij vervoer van gevaarlijke stoffen deze voorwaarden opgenomen in het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen over de grote vaar-, spoor- en autowegen. Het Bevt vervangt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRNVGS).
De nieuwe wetgeving is van toepassing op de rijksinfrastructuur die onderdeel uitmaakt van de Basisnetten Weg, Water en Spoor. Hierbij wordt vastgehouden aan de volgende zaken:
-
vaste afstanden voor het plaatsgebonden risico;
-
vaste invoergegevens voor de berekening van het groepsrisico;
-
aanwijzing plasbrandaandachtsgebieden (PAG).
In of nabij het beheersgebied liggen geen wegen, waarmee in verband met het aspect externe veiligheid rekening moet worden gehouden.
4.8 Archeologie en cultuurhistorie
Archeologie
Door ondertekening van het verdrag van Malta (1992) heeft Nederland zich verplicht om bij ruimtelijke planvorming nadrukkelijk rekening te houden met het niet zichtbare deel van het cultuurhistorisch erfgoed, te weten de archeologische waarden. In de Erfgoedwet is geregeld hoe met archeologische vindplaatsen en zichtbare monumenten moet worden omgegaan. Het streven is om deze belangen tijdig bij de planvorming te betrekken.
In mei 2013 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie Archeologie vastgesteld. De in het beheersgebied voorkomende archeologische waarden en verwachtingswaarden zijn in deze beheersverordening middels een dubbelbestemming beschermd (zie ook paragraaf 2.3).
Cultuurhistorie
Op grond van artikel 3.6.1 Bro dient per 1 januari 2012 in de toelichting van een ruimtelijk plan een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
In hoofdstuk 3.1 is reeds ingegaan op de ontwikkeling van Eelde-Paterswolde en de waardevolle elementen in het dorp. In hoofdstuk 2.3 komt de Structuurvisie Cultuurhistorie 2014-2024 “Een juweel tussen twee provinciehoofdsteden” van de gemeente aan bod. Daarin is verwoord welke cultuurhistorische waarden betrekking hebben op het beheersgebied en is verwoord op welke wijze deze waarden vertaald zijn naar de beheersverordening. Daarmee wordt voldaan aan artikel 3.6.1 van de Bro.
