Regels
HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
a. plan:
het bestemmingsplan Groningen Airport Eelde baanverlenging van de gemeente Tynaarlo;
b. bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1730.BPbaanverlenging-0401 met de bijbehorende regels;
c. aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
d. aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
e. bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
f. bestaande:
1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouw- of omgevingsvergunning;
2. het onder 1 bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende Beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de Beheersverordening, of een ontheffing als bedoeld in artikel 3.23 Wro, dan wel afwijking van de bouw- of gebruiksregels als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
g. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
h. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
i. bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
j. bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
k. gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
l. peil:
1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
b. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein van het bouwwerk;
c. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. start- en landingsbanen voor het luchtverkeer, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'landingsbaan';
b. voorzieningen ten behoeve van het starten en landen van vliegtuigen, uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'landingsbaan' en 'natuurwaarden';
c. voorzieningen ten behoeve van de veiligheid, de regelmaat en de doelmatigheid van het luchtverkeer, uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'landingsbaan' en 'natuurwaarden';
d. voorzieningen ten behoeve van de handhaving van de geluidszones, uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'landingsbaan' en 'natuurwaarden';
e. natuurontwikkeling in de vorm van schraal grasland en poelen, ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden';
f. fiets-, voet-, zand- en ruiterpaden, ter plaatse van de aanduiding 'pad'.
g. wegen met een functie voor intern en doorgaand verkeer, ter plaatse van de aanduiding 'weg';
i. bermen en groenvoorzieningen;
j. agrarische cultuurgronden;
k. water en watergangen.
3.2 Bouwregels
Op de in de bestemming begrepen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd tot een bouwhoogte van 20 m, met dien verstande dat de bouwhoogte ter plaatse van de aanduidingen 'pad' en 'weg' niet meer mag bedragen dan 3 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 2 en worden toegestaan dat gebouwtjes ten behoeve van de veiligheid, de regelmaat, de doelmatigheid en ten behoeve van de handhaving van de geluidszones worden gebouwd, mits:
- de inhoud per gebouwtje niet meer dan 100 m³ bedraagt
- de bouwhoogte ten hoogste 5 m bedraagt.
Artikel 4 Leiding - Gas
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'leiding - gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor een aardgastransportleiding.
4.2 Bouwregels
Op of in de in de bestemming begrepen gronden mogen, met uitzondering van een hek, geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 2 en worden toegestaan dat gebouwtjes ten behoeve van de veiligheid, de regelmaat, de doelmatigheid en ten behoeve van de handhaving van de geluidszones worden gebouwd, mits:
- de inhoud per gebouwtje niet meer dan 100 m³ bedraagt
- de bouwhoogte ten hoogste 5 m bedraagt;
- uit vooraf ingewonnen advies bij de betreffende leidingbeheerder is gebleken dat hiertegen uit oogpunt van doelmatig leidingbeheer geen bezwaar bestaat;
- de bebouwingsvrije afstand ter weerszijden van de aardgasleiding minimaal 4 m dient te bedragen.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
Het is verboden op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, binnen 4 m ter weerszijden van de aardgasleiding, de volgende werken niet zijnde bouwwerken, of werkzaamheden uit te voeren:
- het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen of verwijderen van rioleringen, kabels, drainage, leidingen, met uitzondering van de aanleg en onderhoud van hoofdaardgastransportleidingen) op een diepte van meer dan 1 m beneden het maaiveld;
- het indrijven van voorwerpen in de bodem dieper dan 1 m beneden het maaiveld.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene aanduidingsregel
6.1 Geluidzone – luchtverkeer
a. In afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingsregels mogen ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone – luchtverkeer 35 Ke', 'geluidzone – luchtverkeer 40 Ke', 'geluidzone – luchtverkeer 45 Ke', 'geluidzone – luchtverkeer 50 Ke', 'geluidzone – luchtverkeer 55 Ke' woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen alsmede woonwagenstandplaatsen in de zin van het in bijlage 1 opgenomen Besluit geluidsbelasting grote luchtvaart alleen worden opgericht, indien wordt voldaan aan het bepaalde in hoofdstuk 3, titels 1 en 2 van genoemd besluit.
-
In afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingsregels mogen ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone – 47 Bkl' en 'geluidzone – 57 Bkl' woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen alsmede woonwagenstandplaatsen in de zin van het in bijlage 2 opgenomen Besluit geluidsbelasting kleine luchtvaart alleen worden opgericht, indien wordt voldaan aan het bepaalde in hoofdstuk IV, artikelen 7 tot en met 10 van genoemd besluit.
6.2 Wro-zone – verwerkelijking in de naaste toekomst
De in de 'wro-zone - verwerkelijking in naaste toekomst' gelegen gronden vormen onderdelen van het plan, ten aanzien waarvan de verwerkelijking van het plan in de naaste toekomst nodig wordt geacht.
HOOFDSTUK 4 Overgangs-en slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
A Overgangsrecht bouwwerken
1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouw- of omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
2. Bij een omgevingsvergunning kan eenmalig worden afgeweken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10% en worden toegestaan dat gebouwtjes ten behoeve van de veiligheid, de regelmaat, de doelmatigheid en ten behoeve van de handhaving van de geluidszones worden gebouwd, mits:
- de inhoud per gebouwtje niet meer dan 100 m³ bedraagt;
- de bouwhoogte ten hoogste 5 m bedraagt.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
B Overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 8 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als:
'Regels van het bestemmingsplan Groningen Airport Eelde baanverlenging'.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 2 november 2010.
, voorzitter
, secretaris
Bijlagen
Bijlage 1
Besluit geluidsbelasting grote luchtvaart
Besluit van 17 december 1996, houdende vaststelling van grenswaarden voor de geluidsbelasting binnen en buiten de geluidszones rond grote-luchtvaartterreinen (Besluit geluidsbelasting grote luchtvaart)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 11 juli 1996, nr. MJZ9604008, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, gedaan na overleg met Onze Ministers van Verkeer en Waterstaat en van Defensie;
Gelet op artikel 25, eerste lid, aanhef en onder a, derde en vierde lid, van de Luchtvaartwet;
De Raad van State gehoord (advies van 18 september 1996, nr. W08.96.0301);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 16 december 1996, nr. MJZ 96072712, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, uitgebracht na overleg met Onze Ministers van Verkeer en Waterstaat en van Defensie;
Hebben goedgevonden en verstaan:
HOOFDSTUK 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
Artikel 1
In dit besluit wordt verstaan onder:
a. geluidszone: geluidszone als bedoeld in artikel 25a van de Luchtvaartwet voor de grenswaarde, bedoeld in artikel 25, eerste lid, aanhef en onder a, van die wet;
b. gebouw: gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet;
c. andere geluidsgevoelige gebouwen: andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;
d. woonwagenstandplaats: standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder h, van de Woningwet;
e. ligplaats: plaats in het water, bestemd of aangewezen om door een woonschip bij verblijf te worden ingenomen;
f. bouwvergunning: vergunning als bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de Woningwet;
g. geprojecteerd: nog niet aanwezig en waarvoor de bouwvergunning nog niet is verleend, maar waarvoor het bestemmingsplan dat geldt op het tijdstip van vaststelling van de geluidszone die verlening toelaat;
h. geluidsbelasting in Kosteneenheden: geluidsbelasting op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke op een luchtvaartterrein landende en opstijgende luchtvaartuigen, bedoeld in artikel 25, eerste lid, onder a, van de Luchtvaartwet,vastgesteld volgens de formule:
geluidsbelasting = 20xlog(Σnx10L/15)-157;
waarin het teken «Σ» staat voor de optelling van de bijdragen van alle luchtvaartuigen die ter plaatse voorbij vliegen in een periode van een jaar;
geluidsbelasting in Kosteneenheden: geluidsbelasting op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke op een luchtvaartterrein landende en opstijgende luchtvaartuigen, bedoeld in artikel 25, eerste lid, onder a, van de Luchtvaartwet, vastgesteld volgens de formule:
geluidsbelasting = 20xlog(Σnx10L/15)-157;
waarin het teken «Σ» staat voor de optelling van de bijdragen van alle luchtvaartuigen die ter plaatse voorbij vliegen in een periode van een jaar;
waarin het teken «n» staat voor een factor gelijk aan 1 gedurende de periode van 8.00 tot 18.00 uur en voor de verdere tijdsperiode volgens onderstaande tabel:
n |
Tijdsperiode (lokale tijd) |
|
|
van |
tot |
|
10 |
0 |
6 uur |
|
8 |
6 |
7 uur |
|
4 |
7 |
8 uur |
|
1 |
8 |
18 uur |
|
2 |
18 |
19 uur |
|
3 |
19 |
20 uur |
|
4 |
20 |
21 uur |
|
6 |
21 |
22 uur |
|
8 |
22 |
23 uur |
|
10 |
23 |
24 uur |
|
en waarin het teken «L» staat voor het maximaal geluidsniveau in dB(A) dat voor een passerend luchtvaartuig ter plaatse in de buitenlucht wordt of kan worden gemeten.
2. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel e, wordt onder woonschip verstaan een schip dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd of bestemd is voor bewoning.
3. Een opvangcentrum als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers is geen woning als bedoeld in dit besluit.
HOOFDSTUK 2. DE MAXIMAAL TOELAATBARE GELUIDSBELASTING BUITEN DE GELUIDSZONE
Artikel 2
1. Voor de in het tweede lid genoemde luchtvaartterreinen is de grenswaarde voor de maximaal toelaatbare geluidsbelasting, bedoeld in artikel 25, eerste lid, aanhef en onder a, van de Luchtvaartwet, 35 Kosteneenheden.
2. De in het eerste lid bedoelde luchtvaartterreinen zijn:
a. de burgerluchtvaartterreinen Budel, Eelde, Lelystad, Maastricht, Rotterdam en Texel;
b. de militaire luchtvaartterreinen Deelen, Eindhoven, Gilze-Rijen, De Kooy, Leeuwarden, De Peel, Soesterberg, Twenthe, Valkenburg, Volkel en Woensdrecht.
Artikel 3
De grenswaarde voor structureel uitgevoerd nachtelijk vliegverkeer,
bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de Luchtvaartwet, geldt voor het
luchtvaartterrein Maastricht.
HOOFDSTUK 3. DE MAXIMAAL TOELAATBARE GELUIDSBELASTING BINNEN DE GELUIDSZONE
TITEL 1. NIEUWE SITUATIES
Artikel 4
1. 35 Kosteneenheden is de maximaal toelaatbare geluidsbelasting van woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en woonwagenstandplaatsen die op het tijdstip van vaststelling van de geluidszone daarbinnen nog niet aanwezig zijn en waarvoor nog geen bouwvergunning is verleend.
2. 35 Kosteneenheden is de maximaal toelaatbare geluidsbelasting van ligplaatsen die op het tijdstip van vaststelling van de geluidszone daarbinnen nog niet aanwezig zijn.
Artikel 5
In afwijking van artikel 4, eerste lid is de maximaal toelaatbare geluidsbelasting van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in dat artikel:
a. 40 Kosteneenheden:
1°. voor woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen die een open plek in de bestaande, te handhaven bebouwing opvullen;
2°. voor woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen die zullen dienen ter vervanging van op die plaats reeds aanwezige bebouwing, niet zijnde woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of woonwagenstandplaatsen, of
3°. voor woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen, indien uit het plan, bedoeld in artikel 20, eerste lid, onder d, van de Luchtvaartwet of uit de kaart, bedoeld in het tweede lid van dat artikel, blijkt dat de geluidsbelasting ter plaatse binnen redelijke termijn zal afnemen tot 35 Kosteneenheden of minder;
b. 45 Kosteneenheden:
1°. voor woningen die ter plaatse dringend noodzakelijk zijn om redenen van grond- of bedrijfsgebondenheid, of
2°. in een geval als bedoeld onder a:
1. voor geprojecteerde woningen of geprojecteerde andere geluidsgevoelige gebouwen, of
2. indien het voorziene aantal geluidgehinderden en de aan de uitwendige scheidingsconstructie optredende geluidsbelasting niet wezenlijk toenemen: voor woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen die ? omdat het bestemmingsplan dat geldt op het tijdstip van vaststelling van de geluidszone, om financieel-economische redenen moet worden herzien ? gebouwd zullen worden in plaats van geprojecteerde woningen of geprojecteerde andere geluidsgevoelige gebouwen.
TITEL 2. NIEUWBOUW TER VERVANGING VAN BESTAANDE GELUIDSGEVOELIGE BEBOUWING
Artikel 6
1. In afwijking van artikel 4, eerste lid is 55, respectievelijk 65 Kosteneenheden de maximaal toelaatbare geluidsbelasting van woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in dat artikel die woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of woonwagenstandplaatsen vervangen die op het tijdstip van vaststelling van de geluidszone daarbinnen reeds aanwezig zijn, respectievelijk op dat tijdstip reeds een hogere geluidsbelasting ondervinden dan 40 Kosteneenheden.
2. Het eerste lid geldt niet indien de vervanging zou leiden tot:
a. een ingrijpende wijziging van de bestaande stedebouwkundige functie of structuur;
b. een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden, of
c. een wezenlijke toename van de aan de uitwendige scheidingsconstructie optredende geluidsbelasting.
TITEL 3. BESTAANDE SITUATIES
AFDELING 1. BESTAANDE WONINGEN
§ 1. Geluidsbelasting op tijdstip vaststelling geluidszone is 40 Kosteneenheden of minder
Artikel 7
40 Kosteneenheden is de maximaal toelaatbare geluidsbelasting van een woning die op het tijdstip van vaststelling van de geluidszone:
a. daarbinnen reeds aanwezig is of nog niet aanwezig is maar waarvoor de bouwvergunning is verleend, en
b. een geluidsbelasting ondervindt van 40 Kosteneenheden of minder.
Artikel 8
In afwijking van artikel 7 is 55 Kosteneenheden de maximaal toelaatbare geluidsbelasting van een woning als bedoeld in dat artikel, gelegen binnen de in artikel 25d van de Luchtvaartwet bedoelde geluidscontour die behoort bij de waarde van 40 Kosteneenheden, indien:
a. de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie van de geluidsgevoelige ruimten, bedoeld in artikel 1 van de regeling, bedoeld in artikel 26b van de Luchtvaartwet, ten minste gelijk is aan de waarden, aangegeven in die regeling;
b. door Onze Minister een aanbod wordt gedaan voor het treffen van zodanige geluidwerende voorzieningen dat voldaan wordt aan de onder a bedoelde waarden, of
c. door de eigenaar of bewoner geen toestemming wordt gegeven voor het uitvoeren van een akoestisch en bouwtechnisch onderzoek als bedoeld in de onder a bedoelde regeling.
Artikel 9
In afwijking van de artikelen 7 en 8 is 65 Kosteneenheden de maximaal toelaatbare geluidsbelasting van een woning als bedoeld in die artikelen, gelegen binnen de in artikel 25d van de Luchtvaartwet bedoelde geluidscontour die behoort bij de waarde van 55 Kosteneenheden, indien door Onze Minister, op een door de eigenaar binnen zes maanden na vaststelling van de geluidszone ingediend schriftelijk verzoek:
a. is vastgesteld dat de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie van de geluidsgevoelige ruimten, bedoeld in artikel 1 van de regeling, bedoeld in artikel 26b van de Luchtvaartwet, ten minste gelijk is aan de waarden, aangegeven in die regeling, of
b. zodanige geluidwerende voorzieningen zijn getroffen dat voldaan wordt aan de onder a bedoelde waarden.
§ 2. Geluidsbelasting op tijdstip vaststelling geluidszone is hoger dan 40 Kosteneenheden
Artikel 10
55 Kosteneenheden is de maximaal toelaatbare geluidsbelasting van een woning die op het tijdstip van vaststelling van de geluidszone:
a. daarbinnen reeds aanwezig is of nog niet aanwezig is maar waarvoor de bouwvergunning is verleend, en
b. een geluidsbelasting ondervindt van meer dan 40 Kosteneenheden.
Artikel 11
In afwijking van artikel 10 is 65 Kosteneenheden de maximaal toelaatbare geluidsbelasting van een woning als bedoeld in dat artikel, gelegen binnen de in artikel 25d van de Luchtvaartwet bedoelde geluidscontour die behoort bij de waarde van 55 Kosteneenheden, indien:
a. de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie van de geluidsgevoelige ruimten, bedoeld in artikel 1 van de regeling, bedoeld in artikel 26b van de Luchtvaartwet, ten minste gelijk is aan de waarden, aangegeven in die regeling;
b. de woning gebouwd is krachtens een bouwvergunning waarvoor de aanvraag bij burgemeester en wethouders is ingediend na 14 februari 1983, en de geluidsbelasting in Kosteneenheden volgens de in artikel 25d van de Luchtvaartwet bedoelde geluidscontouren niet zodanig hoger is dan de geluidsbelasting in Kosteneenheden op de datum waarop de bouwvergunning is verleend, dat krachtens de onder a bedoelde regeling een zwaardere eis aan de onder a bedoelde geluidwering zou gelden dan de eis die op de laatstbedoelde datum gold bij toepassing van artikel 8 van het Besluit geluidwering gebouwen, dan wel van afdeling 3.1 van het Bouwbesluit 2003;
c. door Onze Minister een aanbod wordt gedaan voor het treffen van zodanige geluidwerende voorzieningen dat voldaan wordt aan de onder a bedoelde waarden, of
d. door de eigenaar of bewoner geen toestemming wordt gegeven voor het uitvoeren van een akoestisch en bouwtechnisch onderzoek als bedoeld in de onder a bedoelde regeling.
AFDELING 2. BESTAANDE ANDERE GELUIDSGEVOELIGE GEBOUWEN
Artikel 12
1. Op schriftelijk verzoek van burgemeester en wethouders stelt Onze Minister een waarde vast voor de maximaal toelaatbare geluidsbelasting van een ander geluidsgevoelig gebouw dat op het tijdstip van vaststelling van de geluidszone daarbinnen reeds aanwezig is of nog niet aanwezig is maar waarvoor de bouwvergunning is verleend.
2. De in het eerste lid bedoelde waarde is niet hoger dan 65 Kosteneenheden.
3. Vaststelling van een waarde als bedoeld in het eerste lid kan alleen geschieden indien naar het oordeel van Onze Minister geluidhinder voor de gebruikers van het andere geluidsgevoelige gebouw kan worden voorkomen door zodanige geluidwerende voorzieningen aan dat gebouw dat de geluidsbelasting binnen dat gebouw een milieuhygiënisch aanvaardbaar niveau niet te boven gaat.
4. Een verzoek als bedoeld in het eerste lid is pas ontvankelijk als het overleg, bedoeld in artikel 19 van de Luchtvaartwet, voor het betrokken luchtvaartterrein is afgerond.
AFDELING 3. BESTAANDE WOONWAGENSTANDPLAATSEN EN LIGPLAATSEN
Artikel 13
De maximaal toelaatbare geluidsbelasting van een woonwagenstandplaats die op het tijdstip van vaststelling van de geluidszone daarbinnen reeds aanwezig is of nog niet aanwezig is maar waarvoor de bouwvergunning is verleend, is 40 Kosteneenheden.
Artikel 13a
De maximaal toelaatbare geluidsbelasting van een ligplaats die op het tijdstip van vaststelling van de geluidszone daarbinnen reeds aanwezig is, is 40 Kosteneenheden.
HOOFDSTUK 4. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 14
Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer zendt, in overeenstemming met Onze Minister, binnen drie jaar na de inwerkingtreding van dit besluit aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van dit besluit in de praktijk.
Artikel 15
[Wijzigt het Besluit geluidsbelasting kleine luchtvaart.]
Artikel 16
Het Besluit geluidsbelasting grote luchtvaartterreinen wordt ingetrokken.
Artikel 17
1. Het Besluit geluidsbelasting grote luchtvaartterreinen blijft van toepassing op een verzoek als bedoeld in artikel 8 van dat besluit dat bij Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is ingediend vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
2. Het Besluit geluidsbelasting grote luchtvaartterreinen ? met uitzondering van de vaststelling van hogere waarden, bedoeld in deartikelen 3, tweede en derde lid, en 6, tweede lid, en met uitzondering van artikel 8 ? blijft van toepassing op een bestemmingsplan dat is of wordt vastgesteld ter uitvoering van aanwijzingen als bedoeld in artikel 26 van de Luchtvaartwet die gegeven zijn vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
3. Het tweede lid geldt niet voor woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en woonwagenstandplaatsen die op het tijdstip van vaststelling van de geluidszone daarbinnen reeds aanwezig zijn of nog niet aanwezig zijn maar waarvoor de bouwvergunning is verleend.
4. Indien het tweede lid van toepassing is, is de maximaal vast te stellen hogere waarde, genoemd in de artikelen 3, tweede en derde lid, en 6, tweede lid, van het Besluit geluidsbelasting grote luchtvaartterreinen, voor de in die bepalingen bedoelde gevallen de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting.
Artikel 18
Dit besluit treedt in werking met ingang van de veertiende dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.
Artikel 19
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit geluidsbelasting grote luchtvaart.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
's-Gravenhage, 17 december 1996
Beatrix
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Margaretha de Boer
Uitgegeven drieëntwintigste december 1996
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
(vervallen d.d. 24-12-2008)
Bijlage 2
Besluit geluidbelasting kleine luchtvaart
Besluit van 27 december 1990, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 25 van de Luchtvaartwet
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 17 juli 1989, nr.MJZ17789031, Centrale Directie Juridische Zaken, afdeling Wetgeving, gedaan na overleg met Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;
Gelet op de artikelen 25, tweede lid, en 76, eerste lid, onder a, van de Luchtvaartwet (Stb. 1958, 47) en artikel VII, derde lid, van de Wet van 7 juni 1978, houdende wijziging van de Luchtvaartwet met betrekking tot de aanwijzing van luchtvaartterreinen (Stb. 354);
Gezien het advies van de Centrale raad voor de milieuhygiëne van 9 februari 1989;
De Raad van State gehoord (advies van 29 december 1989, nr. W08. 89. 0391);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 12 december 1990, nr. MJZ12d90065, Centrale Directie Juridische Zaken, afdeling Wetgeving, uitgebracht na overleg met Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Hoofdstuk I. Algemeen
Artikel 1
Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
- gebouw: een gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet;
- bouwvergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de Woningwet;
- woonwagenstandplaats: een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder h, van de Woningwet;
- bkl: geluidsbelastingseenheden kleine luchtvaart;
- geluidsbelasting in bkl: de geluidsbelasting op een bepaalde plaats veroorzaakt door de gezamenlijke op een luchtvaartterrein landende en opstijgende vaste-vleugel luchtvaartuigen met schroefaandrijving en een toegelaten totaal massa die hoger is dan 390 kg doch niet hoger dan 6000 kg, uitgedrukt in bkl en vastgesteld volgens de formule: geluidsbelasting = 10 log (∑n 10LAX/10) - 46:
- waarin: het teken "∑" staat voor de optelling van de bijdragen van alle luchtvaartuigen die ter plaatse voorbijvliegen gedurende een representatieve dag, zijnde het gewogen daggemiddelde van het vliegverkeer gedurende een geheel jaar, waarbij de weging hieruit bestaat dat het aantal vliegtuigbewegingen op zater-, zon- en feestdagen in de drukste zes maanden van het jaar wordt vermenigvuldigd met een factor 5
- waarin: het teken "n" staat voor een factor gelijk aan 1 gedurende de periode van 07.00 tot 19.00 uur en voor de verdere tijdsperiode volgens onderstaande tabel:
n |
tijdsperiode (lokale tijd) |
|
van |
tot |
10 |
0 |
7 uur |
1 |
7 |
19 uur |
3,16 |
19 |
23 uur |
10 |
23 |
24 uur |
- waarin: het teken "LAX" staat voor het tijdgeïntegreerde geluidsniveau ten gevolge van elke vliegtuigpassage, berekend volgens de formule:
- waarin: het teken "LA(t)" staat voor het tijdsafhankelijke momentane geluidsniveau in dB(A),
- waarin: het teken "T" staat voor de referentietijd van 1 seconde en waarin de tekens "t1" en "t2" staan voor het begin respectievelijk het einde van de vliegtuigpassage;
- geluidszone: een geluidszone als bedoeld in artikel 25a van de Luchtvaartwet voor de grenswaarde, bedoeld in artikel 25, eerste lid, aanhef en onder b, van die wet;
- circuitvluchten: vliegtuigbewegingen in de onmiddellijke omgeving van het luchtvaartterrein, in het bijzonder verband houdend met het starten, het oefenen voor het landen en het landen als onderdeel van het lesvliegen.
Artikel 2
1. In dit besluit wordt verstaan onder geluidsgevoelige objecten:
woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en woonwagenstandplaatsen.
2. In dit besluit wordt verstaan onder andere geluidsgevoelige gebouwen:
andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
3. Een opvangcentrum als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers is geen woning als bedoeld in dit besluit.
Artikel 3
1. Dit besluit is niet van toepassing op:
a. gebieden binnen een geluidszone waarop het Besluit geluidsbelasting grote luchtvaart van toepassing is;
b. de geluidsbelasting vanwege de luchtvaartterreinen Rotterdam, Eelde en Maastricht voor zover deze niet wordt veroorzaakt door circuitvluchten;
c. geluidsgevoelige objecten die op het tijdstip van vaststelling van de geluidszone rond de in het tweede lid genoemde luchtvaartterreinen binnen die geluidszone reeds aanwezig zijn of nog niet aanwezig zijn maar waarvoor de bouwvergunning is verleend.
2. De in het eerste lid, onder c, bedoelde luchtvaartterreinen zijn de luchtvaartterreinen Ameland, Budel, Drachten, Eelde, Hilversum, Hoogeveen, Lelystad, Maastricht, Midden-Zeeland, Noordoostpolder, Rotterdam, Seppe, Terlet, Teuge en Texel.
Hoofdstuk II. DE MAXIMAAL TOELAATBARE GELUIDSBELASTING BUITEN DE GELUIDSZONE
Artikel 4
Voor de luchtvaartterreinen, genoemd in artikel 3, tweede lid, is de grenswaarde voor de maximaal toelaatbare geluidsbelasting, bedoeld in artikel 25, eerste lid, aanhef en onder b, van de Luchtvaartwet:
a. tot 1 januari 2000: 50 bkl;
b. met ingang van 1 januari 2000: 47 bkl.
Hoofdstuk III. Procedurevoorschriften in verband met grenswaarde van zevenenveertig bkl
Artikel 5
1. Onze Minister stelt in overeenstemming met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, na overleg met de exploitanten van de luchtvaartterreinen die zijn genoemd in artikel 3, tweede lid, vóór 1 oktober 1998 beleidsregels vast omtrent de te treffen maatregelen ten aanzien van ieder luchtvaartterrein dat is genoemd in artikel 3, tweede lid, ter verzekering dat met ingang van 1 januari 2000 de grenswaarde van 47 bkl niet wordt overschreden. Onze Minister hoort zo nodig de Rijksplanologische Commissie.
2. Onze Minister doet mededeling van deze voornemens aan de betrokken provincies en gemeenten.
Artikel 6
1. Indien in verband met de te treffen maatregelen vanwege artikel 4, aanhef en onder b, de aanwijzing van een luchtvaartterrein kan worden gewijzigd zonder toepassing te geven aan artikel 27, tweede lid, van de Luchtvaartwet, wijzigt Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de aanwijzing niet dan nadat hij overleg heeft gepleegd met gedeputeerde staten van de betrokken provincies en burgemeester en wethouders van de betrokken gemeenten.
2. Op de voorbereiding van het besluit tot wijziging als bedoeld in het eerste lid is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
3. De artikelen 21, eerste en tweede lid, en 24b van de Luchtvaartwet zijn van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk IV. DE MAXIMAAL TOELAATBARE GELUIDSBELASTING BINNEN DE GELUIDSZONE
Artikel 7
1. 50 bkl is de maximaal toelaatbare geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten die op het tijdstip van vaststelling van de geluidszone daarbinnen nog niet aanwezig zijn en waarvoor nog geen bouwvergunning is verleend.
2. Met ingang van 1 januari 2000 is 47 bkl de maximaal toelaatbare geluidsbelasting, bedoeld in het eerste lid.
Artikel 8
1. In afwijking van artikel 7 is 60 bkl de maximaal toelaatbare geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten als bedoeld in artikel 7 die:
a. een open plek in de bestaande, te handhaven bebouwing opvullen;
b. ter plaatse dringend noodzakelijk zijn om redenen van grond- of bedrijfsgebondenheid;
c. zullen dienen ter vervanging van op die plaats reeds aanwezige bebouwing, niet zijnde woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of woonwagenstandplaatsen.
2. Met ingang van 1 januari 2000 is 57 bkl de maximaal toelaatbare geluidsbelasting, bedoeld in het eerste lid.
Artikel 9
Dit besluit is niet van toepassing op geluidsgevoelige objecten die geluidsgevoelige objecten als bedoeld in artikel 3, onder c, vervangen, tenzij de vervanging zou leiden tot:
a. een ingrijpende wijziging van de bestaande stedebouwkundige functie of structuur;
b. een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden, of
c. een wezenlijke toename van de aan de uitwendige scheidingsconstructie optredende geluidsbelasting.
Hoofdstuk V. Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 10
1. 60 bkl is de maximaal toelaatbare geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten die op het tijdstip van vaststelling van de geluidszone daarbinnen nog niet aanwezig zijn en waarvoor nog geen bouwvergunning is verleend, maar waarvoor het bestemmingsplan dat geldt op het tijdstip van vaststelling van de geluidszone die verlening toelaat.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien het bestemmingsplan vóór 1 januari 1988 onherroepelijk is geworden.
Artikel 11 [Vervallen per 01-10-1997]
Artikel 12
1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.
2. Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit geluidsbelasting kleine luchtvaart. Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbijbehorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.
Het Oude Loo, 27 december 1990
BEATRIX
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J.G.M. Alders
Uitgegeven de negenentwintigste januari 1991
De Minister van Justitie,
E.M.H. Hirsch Ballin
