Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Buitengebied Tynaarlo, Wijzigingsplan Osbroeksweg 1, Tynaarlo
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.1730.BPWOsbroeksweg1-0301
1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 plan:
het Bestemmingsplan Buitengebied Tynaarlo, Wijzigingsplan Osbroeksweg 1, Tynaarlo, met identificatienummer NL.IMRO.1730.BPWOsbroeksweg1-0301;
 
1.2 het moederplan:
het bestemmingsplan Buitengebied Tynaarlo met identificatienummer NL.IMRO.1730.BPbuitengebied-0403 van de gemeente Tynaarlo, vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Tynaarlo op 28 mei 2013;
 
1.3 Wijzigingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
Artikel 2 Relatie met het geldende moederplan
 
Ten aanzien van het plan geldt dat, naast het bepaalde in dit wijzigingsplan, de regels gegeven in het moederplan onverkort van toepassing zijn.
 
De regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Tynaarlo' worden als volgt gewijzigd c.q. aangevuld.
  • artikel 1 Begrippen
Aan artikel 1 worden de volgende begrippen toegevoegd:
 
achtererfgebied:
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
 
bebouwingsgebied:
achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen, al dan niet in combinatie met:
    1. een aan huis verbonden beroep of aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten in de milieucategorieën 1 en 2, die zijn genoemd in de bij deze regels behorende Staat van bedrijven, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid;
    2. een bed and breakfast;
  2. tuinen, erven, terreinen, parkeervoorzieningen, water en watergangen, straten en paden;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. groenvoorzieningen;
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. het aantal wooneenheden bedraagt ten hoogste het bestaande aantal per bouwperceel;
  2. de oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 225 m2, danwel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
  3. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt;
  4. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 9 m, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  5. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 3,5 m, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  6. het hoofdgebouw moet zijn voorzien van een kap, waarvan de helling minimaal 30 graden en maximaal 60 graden dient te bedragen;
  7. aan- en uitbouwen dienen aan het hiervoor gestelde te voldoen danwel aan het bepaalde voor bijgebouwen en overkappingen (3.2.2).
3.2.2 Bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. bijgebouwen en overkappingen worden in het achtererfgebied gebouwd;
  2. de afstand van de dichtstbijzijnde gevel van een bijgebouw of overkapping tot het hoofdgebouw bedraagt niet meer dan 25 meter;
  3. in afwijking van het gestelde onder a mag worden gebouwd buiten het achtererfgebied als het gaat om vervanging van een bestaand bijgebouw of overkapping dat buiten het achtererfgebied is gebouwd, met dien verstande dat de oppervlakte niet toeneemt;
  4. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 6 m, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt. In het geval dat een bouwwerk plat wordt afgedekt, bedraagt de bouwhoogte ten hoogste 3,5 m ;
  5. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3,5 m, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  6. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen, inclusief de oppervlakte van aan- en uitbouwen, die niet voldoen aan de eisen van het hoofdgebouw, bedraagt niet meer dan:
    1. in geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk is aan 900 m2: 175 m2;
    2. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 900 m2: 175 m2, vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 900 m2, tot een maximum van in totaal 225 m2.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. omheiningen ten behoeve van paardenbakken zijn niet toegestaan, anders dan conform de bestaande situatie;
  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m voor de voorgevel van het hoofdgebouw en daarachter ten hoogste 2 m;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
3.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het landschaps- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • het uitzicht van woningen;
  • de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan:
  • de plaats van bebouwing, waaronder lichtmasten;
  • de (transparante) vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met name afrasteringen en omheiningen.
3.4 Afwijken van de bouwregels
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • de natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • de geomorfologische en cultuurhistorische waarden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersituatie;
  • de woonsituatie;
  1. lid 3.2.1 onder a, voor het realiseren/de bouw van meerdere woningen in een bestaand hoofdgebouw (woningsplitsing), met dien verstande dat:
    1. de oppervlakte van het te splitsen gebouw ten minste 200 m2 dient te bedragen, waarbij in het geval dat de oppervlakte ten minste 300 m2 bedraagt het aantal woningen in het gebouw maximaal drie mag bedragen;
    2. per woning ten minste één parkeerplaats op eigen erf wordt gerealiseerd;
    3. de bouwmassa en karakteristieke hoofdvorm van de oorspronkelijke boerderij of woning na splitsing gehandhaafd blijft;
    4. de geluidsbelasting op de nieuwe woning(en) niet meer bedraagt dan de daarvoor geldende voorkeurswaarde of een hoger verkregen grenswaarde zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
    5. ter plekke een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en omliggende bedrijven niet onevenredig worden aangetast in de bedrijfsvoering;
    6. de ontsluiting plaatsvindt via de bestaande in-/uitrit;
    7. eventueel op het perceel voorkomende landschapsontsierende voormalig agrarische bebouwing geheel wordt gesloopt;
    8. een verzoek om omgevingsvergunning gepaard gaat met een erfinrichtingsplan;
  2. lid 3.2.1 onder b, d, en e voor het afwijken tot maximaal 5% van de maatvoering;
  3. lid 3.2.1 onder b, voor een grotere oppervlakte van het hoofdgebouw met een maximum van 300 m2.
  4. lid 3.2.1 onder f, voor een geringere dakhelling en/of platte afdekking of andere afwijkende dakvorm;
  5. lid 3.2.2 onder a, voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen buiten het achtererfgebied;
  6. lid 3.2.2 onder f, voor het toestaan van een grotere oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen (inclusief de oppervlakte van aan- en uitbouwen), te realiseren via vervangende nieuwbouw (saneringsregeling), met dien verstande dat:
    1. indien in de bestaande situatie meer dan 175 m2, maar niet meer dan 500 m2 aan bijgebouwen en overkappingen aanwezig is, na sloop van deze bijgebouwen eenmalig maximaal 175 m2 vermeerderd met 50% van de bestaande oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen boven de 175 m2 mag worden teruggebouwd;
    2. in aanvulling op het bepaalde sub 1 geldt dat indien in de bestaande situatie meer dan 500 m2 aan bijgebouwen en overkappingen aanwezig is, na sloop van deze bijgebouwen en overkappingen eenmalig maximaal 175 m2 vermeerderd met 20% van de bestaande oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen boven de 500 m2 mag worden teruggebouwd.
    3. op het perceel niet tevens gebruik is gemaakt van een Ruimte voor Ruimte-regeling;
  7. lid 3.2.3 onder a, ten behoeve van de bouw van omheiningen ten behoeve van bestaande paardenbakken, dan wel nieuwe met omgevingsvergunning tot het afwijken van de gebruiksregels toegestane paardenbakken, met dien verstande dat:
    1. de afstand tot de perceelgrens ten minste 3 m bedraagt;
    2. de hoogte niet meer bedraagt dan 2 m;
    3. het omheind oppervlak niet meer bedraagt dan 800 m²;
    4. in het geval van een nieuwe paardenbak tevens de in lid 3.6 onder a genoemde omgevingsvergunning dient te zijn verleend;
  8. lid 3.2.3 onder c, voor het bouwen van lichtmasten bij bestaande paardenbakken, dan wel nieuwe met omgevingsvergunning tot het afwijken van de gebruiksregels toegestane paardenbakken, mits:
    1. de hoogte maximaal 3,5 m bedraagt;
    2. het aantal niet meer dan zes bedraagt;
    3. de lichtmasten uitsluitend zijn gericht op de paardenbak;
  9. lid 3.2.3 onder c, voor een maximale bouwhoogte van 8 meter voor bouwwerken, geen gebouw zijnde.
3.5 Specifieke gebruiksregels
 
3.5.1 Toegestaan gebruik
In overeenstemming met deze bestemming is:
  1. het gebruik van de gebouwen voor een bed and breakfastvoorziening, uitsluitend indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. de vestiging van een bed and breakfast wordt gerealiseerd binnen de woning, waarbij geen afzonderlijke entree en/of oprit wordt aangelegd;
    2. er mag aan maximaal vier personen nachtverblijf worden verschaft;
    3. het aantal slaapkamers bedraagt niet meer dan twee;
    4. de oppervlakte van de bed and breakfast bedraagt niet meer dan 30% van het bestaande vloeroppervlak van de woning waarbij de totale oppervlakte ten hoogste 45 m2 bedraagt;
    5. een bed and breakfast mag geen tekenen van een wooneenheid vertonen, zoals een keuken. Eigen sanitaire voorzieningen zijn wel toegestaan;
    6. een bed and breakfast dient te worden geëxploiteerd door de bewoner van de woning;
    7. het aanbrengen van reclame-uitingen van beperkte omvang in de tuin of aan het pand is slechts toegestaan indien deze niet hoger zijn dan 1 m en geen grotere oppervlakte hebben dan 0,5 m2. Lichtreclame is niet toegestaan;
    8. er dient te worden geparkeerd op eigen terrein;
  2. het gebruik van gedeelten van een woning, inclusief een bijgebouw bij de woning, voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een bedrijf uit categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijven, met inachtneming van de volgende regels:
    1. de woonfunctie moet in ruimtelijke en visuele zin primair blijven;
    2. de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep/bedrijf mogen zowel in het hoofdgebouw als in een al dan niet vrijstaand bijgebouw worden verricht;
    3. het beroep/bedrijf dient te worden uitgeoefend door de bewoner van de woning;
    4. het deel voor uitoefening van een aan huis verbonden beroep/bedrijf mag tot 30% van de vloeroppervlakte van het hoofd- en bijgebouw bedragen, met een maximum oppervlakte van 45 m²;
    5. er mogen geen activiteiten plaatsvinden die op grond van artikel 2.1, eerste lid aanhef en onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht omgevingsvergunningsplichtig zijn, dan wel op grond van de Wet milieubeheer meldingsplichtig zijn;
    6. vanuit de woning mogen geen detailhandel, horeca en groothandel plaatsvinden;
    7. er dient te worden geparkeerd op eigen terrein;
    8. uitsluitend bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan indien deze voorkomen in, of gelijk te stellen zijn aan, de in Bijlage 1 opgenomen niet-limitatieve lijst van aanvaardbare vormen van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten;
    9. buitenopslag is niet toegestaan;
    10. het aanbrengen van reclame-uitingen van beperkte omvang in de tuin of aan het pand is slechts toegestaan indien deze niet hoger zijn dan 1 m en geen grotere oppervlakte hebben dan 0,5 m². Lichtreclame is niet toegestaan;
  3. het gebruik van verlichting voor een paardenbak, met inachtneming van de volgende regels:
    1. er mag niet meer dan 60 LUX/m² worden geproduceerd, gemeten 1 m boven de bodem van de paardenbak;
    2. de verlichting mag niet worden gebruikt tussen 23.00 uur en 07.00 uur.
3.5.2 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt verstaan:
  1. het gebruik van gronden voor reclamedoeleinden anders dan voor het op de gronden gevestigde beroep/bedrijf;
  2. de aanleg van en het gebruik van gronden voor paardenbakken, met uitzondering van bestaande paardenbakken.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de gebruiksregels ten behoeve van:
 
Paardenbakken
  1. het gebruik van de gronden voor paardenbakken, uitsluitend indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. de oppervlakte van het perceel bedraagt ten minste 1.500 m2;
    2. de oppervlakte bedraagt niet meer dan 800 m2;
    3. de paardenbak dient te worden geplaatst op of aan het bouwperceel van de aanvrager, binnen een afstand van 30 m van het perceel;
    4. de afstand tot de woning van derden bedraagt minimaal 20 m; deze afstand geldt ook voor recreatiewoningen;
    5. de afstand tot het perceel van derden bedraagt minimaal 3 m;
    6. de paardenbak mag geen significante negatieve effecten op de omgeving en de kwaliteit van de woonomgeving van derden hebben;
    7. per woning is maximaal één paardenbak toegestaan;
    8. de paardenbak dient wat betreft kleur- en materiaalgebruik passend te zijn in het buitengebied, met dien verstande dat de paardenbak niet is voorzien van bestrating of andere verharding;
    9. er moet sprake zijn van een goede landschappelijke inpassing van de paardenbak, waarbij nadere eisen gesteld kunnen worden aan de oppervlakte van de paardenbak en de verschijningsvorm (en de plaats van) lichtmasten.
Mantelzorg
  1. het gebruik de woning voor mantelzorg, uitsluitend indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. er moet een noodzaak zijn om mantelzorg te verlenen, er moet sprake zijn van een zorgbehoefte;
    2. het bebouwde oppervlak dat voor zorgbehoefte in gebruik wordt genomen bedraagt maximaal 100 m2;
    3. de zorgfunctie mag niet in een vrijstaand bijgebouw worden gecreëerd;
    4. direct na beëindiging van de mantelzorg moet het gebruik weer in overeenstemming worden gebracht met de regels van het bestemmingsplan.
Uitbreiding bed and breakfastregeling
  1. een grotere bed and breakfast en/of een bed and breakfast in bijgebouwen, met dien verstande dat:
    1. de vestiging van een bed and breakfast wordt gerealiseerd binnen de woning en/of in bijgebouwen, waarbij geen afzonderlijke entree en/of oprit worden aangelegd;
    2. per bouwperceel aan maximaal acht personen nachtverblijf wordt verschaft;
    3. per bouwperceel het aantal slaapkamers niet meer bedraagt dan vier;
    4. de oppervlakte van de bed and breakfast niet meer bedraagt dan 30% van het bestaande vloeroppervlak van de woning en bijgebouwen, waarbij de totale vloeroppervlakte ten behoeve van een bed and breakfast per bouwperceel ten hoogste 100 m2 bedraagt;
    5. een bed and breakfast geen tekenen vertoont van een wooneenheid, zoals een keuken. Eigen sanitaire voorzieningen zijn wel toegestaan;
    6. een bed and breakfast wordt geëxploiteerd door de bewoner van de woning;
    7. het aanbrengen van reclame-uitingen van beperkte omvang in de tuin of aan het pand is toegestaan indien deze niet hoger zijn dan 1 m en geen grotere oppervlakte hebben dan 0,5 m2 en lichtreclame niet is toegestaan;
    8. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein;
    9. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, waaronder onder meer belemmeringen voor de ontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven worden verstaan.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in die zin dat binnen een bestemmingsvlak een tweede woning wordt gebouwd (Ruimte voor Ruimte-regeling), met dien verstande dat:
  1. aangetoond moet zijn dat sprake is van een verbetering van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit;
  2. op het betreffende voormalige bouwperceel ten minste 750 m², met een afwijkingsmarge van 5%, van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing die op 2 juni 2010 reeds aanwezig was, moet worden gesloopt, waarbij in elk geval alle landschapsontsierende bebouwing wordt gesloopt;
  3. in afwijking van het bepaalde onder 2 is tevens toegestaan (voormalig) agrarische bebouwing op meerdere percelen samen te voegen om te kunnen komen tot de sloopnorm, met dien verstande dat in dat geval ten minste 1.000 m2 moet worden gesloopt;
  4. maximaal één nieuwe woning mag worden gebouwd;
  5. de nieuw te bouwen woning niet mag worden gebouwd in gebieden die mede bestemd zijn voor Waarde – Beekdal;
  6. aangetoond moet zijn dat geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en andere gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  7. op het perceel niet tevens gebruik gemaakt mag zijn van de saneringsregeling zoals opgenomen in lid 3.4, sub f.
3 Algemene regels
 
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 5 Overgangsrecht
 
5.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
5.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan
Artikel 6 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
 
'Regels van het Bestemmingsplan Buitengebied Tynaarlo, Wijzigingsplan Osbroeksweg 1, Tynaarlo'.