Plan: | Ruimtelijke onderbouwing Landgoed Lemferdinge, Paterswolde |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1730.ABLemferdingerln2-0301 |
Het Drents Landschap is eigenaar van het landgoed Lemferdinge, gelegen aan de Lemferdingerlaan 2 te Paterswolde. Landgoed Lemferdinge wordt sinds langere tijd als trouwfeestlocatie gebruikt. De functie als trouwfeestlocatie past niet goed in de vigerende maatschappelijke bestemming. Ook wordt de locatie gebruikt als vergaderlocatie, dit past ook niet in het bestaande bestemmingsplan. Om het huidige gebruik van het landgoed juridisch-planologisch te legaliseren, is deze ruimtelijke onderbouwing opgesteld.
Het projectgebied is gelegen in het oosten van het Drentse dorp Paterswolde. Het landgoed is gelegen aan de Lemferdingerlaan 2. Het landgoed wordt in het noorden begrenst door onbebouwde agrarische gronden en gronden met een natuurbestemming. Zowel ten oosten als ten zuidwesten van het projectgebied zijn woningen gelegen. Ten zuiden van het projectgebied bevindt zich een parkeerterrein. Aan de noordwestkant van het plangebied is 'Zwembad Lemferdinge' gelegen. Op onderstaande afbeelding is een luchtfoto met daarop de globale ligging van het projectgebied opgenomen.
Figuur 1.1. Luchtfoto projectgebied (bron: Google Maps)
Voor het projectgebied geldt op dit moment het bestemmingsplan Buitengebied Tynaarlo (vastgesteld op 29 oktober 2014). Het gehele projectgebied kent in dit bestemmingsplan een enkelbestemming 'Maatschappelijk'. Voor het gehele projectgebied geldt er de dubbelbestemming 'Beekdal'. Behalve het uiterste westen van het gebied geldt er in het gehele projectgebied tevens de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht'. Ook geldt er, behalve in de uiterste zuidwesthoek, de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Naast de dubbelbestemmingen geldt er in het zuiden van het projectgebied de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerszone - cns apparatuur 2'. Verder is er in het vigerende bestemmingsplan een bouwvlak opgenomen, het bestaande pand in het bouwvlak heeft daarin de bouwaanduiding 'karakteristiek'.
De functie als trouwfeestlocatie en vergaderlocatie past niet goed in de vigerende maatschappelijke bestemming. Om het huidige gebruik van het landgoed juridisch-planologisch te legaliseren, is deze ruimtelijke onderbouwing opgesteld.
Figuur 1.2. Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Buitengebied Tynaarlo (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
In het volgende hoofdstuk wordt de huidige en toekomstige situatie van het projectgebied omschreven. Vervolgens komt in hoofdstuk 3 het ruimtelijk beleid van het Rijk, de provincie Drenthe en gemeente Tynaarlo aan de orde. De resultaten van diverse onderzoeken komen in hoofdstuk 4 aan bod. Ten slotte gaat hoofdstuk 5 in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
Het projectgebied betreft het Landgoed Lemferdinge in Paterswolde. Het landgoed wordt al langere periode als trouwlocatie gebruikt. Naast bruiloften worden er in de huidige situatie op het landgoed ook vergaderingen, feesten en andere partijen georganiseerd.
Centraal in het projectgebied bevindt zich het voormalig schathuis van de in 1811 afgebroken havezathe Lemferdinge. Het gebouw is aangewezen als rijksmonument en tevens in het vigerende bestemmingsplan als karakteristiek aangewezen. Rondom dit gebouw bevindt zich een open gebied en de tuinen behorende bij het landgoed. Langs de randen en op het noordelijke en westelijke deel van het projectgebied bevindt zich bos. In de onderstaande figuren is de huidige situatie in het plangebied weergegeven.
Figuur 2.1. Indicatieve weergave huidige situatie (bron: Google Maps)
Figuur 2.2. Vooraanzicht karakteristieke pand (bron: Google Street View)
De functie als trouwfeestlocatie past niet in de vigerende maatschappelijke bestemming. In de toekomstige situatie wordt het huidige gebruik van het landgoed als locatie voor bruiloften, vergaderingen, feesten en overige partijen gelegaliseerd. De toekomstige situatie wijzigt daarom feitelijk niet ten opzichte van de huidige situatie. Wel zal er in de toekomstige situatie sprake zijn van het plaatsen van een tent(doek) op een stuk grond achter het bestaande gebouw. Deze is verplaatsbaar en is in de toekomstige situatie niet altijd opgezet. De tent ofwel overkapping staat er vanaf half april t/m eind september. De afmetingen van het tentdoek bedragen 14 bij 9 meter. Verder blijft de toekomstige situatie onveranderd. Ook het bestaande karakteristieke gebouw en de bijbehorende tuinen en bossen worden met het voornemen niet gewijzigd. Op de onderstaande afbeeldingen worden de diverse functies behorend bij het landgoed weergegeven.
Figuur 2.3. Locatie tent (overkapping)
Figuur 2.4. Functies op en rondom landgoed
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) van kracht geworden. De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en loopt vooruit op de inwerkingtreding van die wet. Vanwege het uitstel van de inwerkingtreding van de Omgevingswet komt de NOVI als structuurvisie uit onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze structuurvisie gelden als de Nationale Omgevingsvisie, zoals in de nieuwe wet bedoeld.
De NOVI bevat de hoofdzaken van het beleid voor de fysieke leefomgeving. Uit de Omgevingswet volgt dat al het strategische beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, én het nieuwe strategische beleid op het beleidsterrein van de fysieke leefomgeving worden opgenomen in de NOVI.
Het Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4, 2001) en de Rijksnatuurvisie 2014 gaan op in en worden vervangen door de NOVI en het bijbehorende Nationaal Milieubeleidskader. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vervalt geheel, behalve paragraaf 4.9 Caribisch Nederland en Caribische Exclusieve Economische Zone. De NOVI geldt verder als wijziging van enkele onderdelen van het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP) op grond van de Waterwet.
In zijn totaliteit kent de NOVI 21 nationale belangen en opgaven die het verder uitwerkt. Die opgaven zijn niet meer op zichzelf staand op te lossen, maar grijpen in elkaar. Met de NOVI zoekt het Rijk een perspectief om de grote opgaven aan te pakken, om Nederland mooier en sterker te maken en daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden. Om die reden worden binnen de NOVI prioriteiten gesteld. De NOVI stelt daarbij een integrale aanpak voor: integraal, samen met andere overheden en maatschappelijke organisaties, en met meer regie vanuit het Rijk. Met steeds een zorgvuldige afweging van belangen werkt het Rijk aan de vier prioriteiten:
Centraal bij de afweging van belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving, zowel van de boven- als van de ondergrond. De NOVI onderscheidt daarbij drie afwegingsprincipes:
Het Rijk zal bij de uitvoering van de NOVI zichtbaar maken hoe de omgeving-inclusieve benadering vorm krijgt en de afwegingsprincipes benut worden.
Met de NOVI presenteert het Rijk een integrale, op samenwerking gerichte aanpak. De NOVI geeft een gebiedsgericht afwegingskader en sturende visie in een, gericht op het realiseren van een gezond, leefbaar, herkenbaar en economische sterk Nederland.
Het initiatief is niet strijdig met de NOVI.
De Ladder voor duurzame verstedelijking is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik, met een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. Bij besluit van 28 augustus 2012 is de Ladder toegevoegd aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en vervolgens op 1 oktober 2012 in werking getreden. Op 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt.
De Ladder staat als instrument niet op zichzelf, maar geeft mede vorm aan de systeemverantwoordelijkheid van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor een goede ruimtelijke ordening. Deze verantwoordelijkheid brengt met zich mee, dat de minister er voor zorgt dat decentrale overheden over de juiste instrumenten kunnen beschikken voor een zorgvuldige benutting van de ruimte. Hieronder wordt begrepen het voorkomen van overprogrammering, het faciliteren van groei, het anticiperen op stagnatie en het leefbaar houden van krimpregio's.
De Ladder is onder andere van toepassing op bouwplannen die worden aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling. Bij het bepalen óf en hoe de Ladder moet worden toegepast zijn de volgende aspecten van belang:
Hieronder worden de hierboven genoemde aspecten beschreven en afgewogen.
Ad 1.
De Ladder is van toepassing op bouwplannen die worden aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling. De eerste afweging in de toetsing aan de Ladder is het beantwoorden van de vraag of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Hiervoor kan worden gekeken naar jurisprudentie. Hieruit blijkt dat niet iedere ontwikkeling als een nieuwe stedelijke ontwikkeling valt te kwalificeren. De aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving bepaalt of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling. In het geval van wonen geldt dat voor woningbouwlocaties vanaf twaalf woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling die 'Ladderplichtig' is, waarbij tevens geldt dat het een nieuwe ontwikkeling betreft.
Het voornemen betreft de legalisatie van het gebruik van het projectgebied als trouw- en feestlocatie. Met het voornemen worden de huidige activiteiten in het projectgebied voortgezet. Er vinden met het voornemen dan ook geen feitelijke veranderingen plaats. Daarom mag ervan worden uitgegaan dat het hier geen stedelijke ontwikkeling betreft en dat een ladderonderbouwing niet van toepassing is.
Provinciale Staten hebben op 2 juli 2014 ingestemd met de Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014. Deze visie is in 2022 nogmaals geactualiseerd en vastgesteld op 28 september 2022. De Omgevingsvisie Drenthe een centraal visiedocument. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein. In de visie zijn vier wettelijk voorgeschreven provinciale planvormen samengenomen:
De Omgevingsvisie is hét kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2030, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode erna. Als in de tekst wordt gesproken over ‘lange termijn’, betreft het de periode na 2030. De Omgevingsvisie heeft voor de provincie vooral een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is.
Missie
De volgende missie is geformuleerd: 'het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is.' De kernkwaliteiten dragen bij aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Het provinciaal belang ligt in het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van deze kernkwaliteiten. Deze missie is ingegeven door wat inwoners, medeoverheden en maatschappelijke partners belangrijk vinden voor de toekomst van Drenthe. De kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Samen met vertegenwoordigers van overheden, belangengroepen, marktpartijen en inwoners heeft de provincie de volgende kernkwaliteiten van Drenthe benoemd:
Het provinciaal belang ligt in het behouden en, waar mogelijk, ontwikkelen van de kernkwaliteiten. In hoofdstuk 4 van de Omgevingsvisie is voor alle kernkwaliteiten een uitwerking naar meer concrete indicatoren gemaakt, namelijk landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.
Zorgvuldig Ruimtegebruik
In Drenthe kunnen mensen nog ruimte beleven. Dat wil de provincie bewaken, ook wanneer er nieuwe ontwikkelingen zijn. Zorgvuldig ruimtegebruik is van provinciaal belang.
Milieu- en leefomgevingskwaliteit
De provincie streeft naar een gezonde en veilige leefomgeving voor mens, plant en dier. Het beschermen van de kwaliteit van milieu en leefomgeving is veelal op Europees en nationaal niveau geregeld. Daarbij zijn diverse taken en verantwoordelijkheden bij de provincies neergelegd. Deze taken, gericht op het beschermen van de kwaliteit van lucht, water en bodem en het verbeteren van de verkeersveiligheid, waterveiligheid en externe veiligheid, zijn daarmee van provinciaal belang.
Kaarten en doelstellingen
Op kaarten behorende bij de Omgevingsvisie Drenthe zijn de kernkwaliteiten nader weergegeven. Op een aantal kaarten (wanneer relevant) is het projectgebied als volgt aangeduid:
Landschap
Ten aanzien van de kernkwaliteit Landschap ligt het plangebied in het landschapstype 'esdorpenlandschap'. Dit landschapstype bevat enkele telkens terugkerende onderdelen, namelijk het dorp, de es, het beekdal en de velden/bossen/heide. Van provinciaal belang zijn de essen en de beekdalen. Het provinciaal beleid is gericht op behoud van de open ruimte en het versterken van esrandbeplanting en het behoud van het onbebouwde karakter en het versterken van karakteristieke beekdal(rand)beplanting.
Ook is het projectgebied gelegen in een macrogradient. De geologische ontwikkeling van Drenthe en het menselijk ingrijpen heeft geleid tot reliëfrijke overgangen in het landschap. Deze overgangen versterken de contrasten tussen landschapstypen, we noemen deze overgangen de macrogradiënt. Ook voor de cultuurhistorie is deze macrogradiënt belangrijk. Prehistorische jagers en historische boeren kozen voor de aanleg van hun jachtkamp of boerennederzetting bij voorkeur een plek uit waar binnen korte afstand meerdere landschappen voorkwamen. Het behouden en versterken van de karakteristieke macrogradiënten (steile overgang van het Drents Plateau en de keileemruggen en stuwwallen naar het lagergelegen gebied, de zogenaamde macrogradiënt) van het Drents Plateau in relatie tot de aangrenzende en lager liggende veengebieden is van provinciaal belang.
Het gebruik van het projectgebied zal in de toekomstige situatie niet afwijken van het gebruik van het projectgebied in de huidige situatie. Met het voornemen wordt geen nieuwe bebouwing gerealiseerd. Het voornemen respecteert daarmee de landschappelijke waarden. De kernkwaliteit is niet in het geding.
Cultuurhistorie
Het cultuurlandschap, met daarin het gebouwde erfgoed als ankerpunten, is sterk bepalend voor hoe men de leefomgeving ervaart. Het geeft er betekenis aan en is zo direct verbonden met ons beeld van de Drentse identiteit. Daarom heeft de provincie de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS), die het provinciaal belang vastlegt, met daarin drie sturingsniveaus. Het beleid van de provincie Drenthe ten aanzien van cultuurhistorie is beschreven in de beleidsnota Cultuurhistorisch Kompas Drenthe.
Het terrein is gelegen binnen het deelgebied 1: 'Kop van Drenthe - rijk landschap, rijke dorpen'. Dit gebied wordt gekenmerkt door een centraal deel met een van oorsprong middeleeuws esdorpensysteem en randveenontginningen. Richtinggevend voor dit deelgebied is het herkenbaar houden van een oud cultuurlandschap. De ambities voor het projectgebied zijn:
Het gebruik van het projectgebied zal in de toekomstige situatie niet afwijken van het gebruik van het projectgebied in de huidige situatie. Met het voornemen wordt geen nieuwe bebouwing gerealiseerd. Het voornemen respecteert daarmee de cultuurhistorische waarden. De kernkwaliteit is niet in het geding. Paragraaf 4.2 motiveert verder dat de cultuurhistorische waarden niet worden aangetast door het voornemen.
Archeologie
Het provinciaal beleid voor de Drentse archeologie is gericht op instandhouding, bescherming, beleven en benutten. Het archeologisch erfgoed behoort tot het ruimtelijk erfgoed en is een belangrijke bouwsteen van de ruimtelijke kwaliteit en identiteit van Drenthe (kernkwaliteit archeologie). Het algemene uitgangspunt is dat alle behoudenswaardig archeologische vindplaatsen (waarden) die op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) van Drenthe staan en de nieuw ontdekte behoudenswaardige vindplaatsen niet ongezien kunnen verdwijnen.
Volgens de provinciale Omgevingsvisie ligt het projectgebied in het archeologische verwachtingsgebied 'Drentsche Aa, Holtingerveld'. Op de locatie geldt 'Beschermingsniveau: Waarde archeologie 3'. Het gaat hierbij om archeologische verwachtingsgebieden/verwachte archeologisch monumenten: alle Drentse essen, beekdalen, inclusief voordenzones en mogelijke Celtic fields; het Drentsche Aa- gebied; het Holtingerveld (voorheen Havelterberg); verwachte tracétrajecten van veenwegen en de veenterpen/huisplaatsen verwachtingsgebieden (omringende gebieden) van de Onlanden. Als hier archeologische waarden worden aangetroffen, verwacht de provincie dat deze door hun ruimtelijke spreiding, samenhang, zeldzaamheid, tijdsdiepte en/of goede fysieke kwaliteit van provinciaal belang zullen zijn.
In gebieden of terreinen met een archeologische verwachting op de archeologiekaarten, wordt gestuurd op een goede uitvoering van archeologisch onderzoek. Niet voor alle bodemingrepen is archeologisch onderzoek vereist. Dit hangt af van de omvang en aard van de ingreep, de waarde/verwachting van de locatie en het vrijstellingenbeleid zoals dat is uitgewerkt in de gemeentelijke archeologiekaarten.
In het vigerende bestemmingsplan van het plangebied is een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' opgenomen.
Er vinden met het voornemen geen bouw- of sloopwerkzaamheden plaats. De kernkwaliteit is daarmee niet in het geding. Het aspect archeologie wordt nader beschreven in paragraaf 4.1.
Aardkundige waarden
Op grond van de kernkwaliteit Aardkundige waarden geldt voor het plangebied een generiek beschermingsniveau. In deze gebieden kunnen aardkundige kwaliteiten als inspiratiebron bij ontwikkelingen worden gebruikt. De provincie verwacht van gemeenten dat zij in deze gebieden nagaan welk kenmerkend aardkundig erfgoed aanwezig is en dat zij hieraan bescherming geven via de gemeentelijk omgevingsvisie en plannen en initiatieven daarop beoordelen.
Met het voornemen worden geen bouw of sloopwerkzaamheden uitgevoerd. Bodemingrepen zijn dus niet nodig. Aardkundige waarden worden met het planvoornemen dus niet aangetast.
Natuur
De provinciale ambitie is gericht op het behoud van de bestaande waarden. De regelgeving is gekoppeld aan het Natuur Netwerk Nederland, NNN (voorheen Ecologische Hoofdstructuur, EHS). Gemeenten en waterschappen zijn in de eerste plaats verantwoordelijk voor natuur buiten de NNN. Zorg voor natuurwaarden en biodiversiteit staat voorop. Het projectgebied is in een NNN gebied gelegen. Het gebruik van het projectgebied zal in de toekomstige situatie niet afwijken van het gebruik van het projectgebied in de huidige situatie. Met het voornemen wordt ook geen nieuwe bebouwing gerealiseerd.
Wel heeft de provincie in een reactie voorwaarden beschreven waaraan de trouwfeestlocatie zich aan dient te houden. De voorwaarden betreffen:
Er zal worden voldaan aan bovenstaande voorwaarden. In paragraaf 4.5 wordt nader gemotiveerd dat er met het voornemen geen ecologische waarden verloren gaan.
Rust
Bij de kernkwaliteit Rust zijn ‘stilte’ en ‘duisternis’ als indicatoren aangegeven. Bij elk gebied past een bepaalde hoeveelheid geluid en licht, van natuurlijke of menselijke oorsprong. De provincie stimuleert het bewustzijn van het belang van duisternis. Het plangebied is niet gelegen in een specifiek stiltegebied.
In de Provinciale Omgevingsverordening (POV) vertaalt de provincie Drenthe zijn Omgevingsvisie (deels) door naar concrete regels. Op 3 oktober 2018 is de actualiseerde versie door Provinciale Staten vastgesteld. De POV is op 8 maart 2023 op enkele onderdelen herzien. Dit heeft geen gevolgen voor onderhavige ontwikkeling.
In de Omgevingsverordening is opgenomen (artikel 2.6) dat in een ruimtelijk plan uiteen wordt gezet dat met het desbetreffende plan wordt bijgedragen aan behoud en ontwikkeling van de bij het plan betrokken kernkwaliteiten. Het plan maakt daarbij geen activiteiten mogelijk die deze kernkwaliteiten significant aantasten. In de vorige paragraaf 3.2.1 is het plan hieraan getoetst.
Hieronder worden de overige thema's in de Omgevingsverordening die relevant zijn voor het voornemen aangehaald:
Bestaand stedelijk gebied (artikel 2.9)
Uit de provinciale omgevingsverordening Drenthe blijkt dat het projectgebied niet in bestaand stedelijk gebied is gelegen. Het gebruik van het projectgebied zal in de toekomstige situatie niet afwijken van het gebruik van het projectgebied in de huidige situatie. Tevens wordt er met het voornemen geen permanente nieuwe bebouwing gerealiseerd. Het voornemen is daarom niet in strijd met Artikel 2.9 uit de POV.
Nationaal Park Drentsche Aa (artikel 2.27)
Het gehele stroomgebied – van brongebied tot benedenloop - van de Drentsche Aa is als Nationaal Park aangewezen, inclusief het Groningse deel in de gemeente Haren. De Drentse begrenzing (artikel 2.27) sluit op de Groningse aan. Doel van een Nationaal Park is de kwaliteiten te behouden, duurzaam te beheren en te versterken. Uitgangspunt voor het ruimtelijk beleid is behoud door ontwikkeling. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, mits de kwaliteiten worden behouden of versterkt.
Het projectgebied is gelegen in Nationaal Park Drentsche Aa. Het gebruik van het projectgebied zal in de toekomstige situatie niet afwijken van het gebruik van het projectgebied in de huidige situatie. Tevens wordt er met het voornemen geen nieuwe bebouwing gerealiseerd. Met het voornemen worden de kwaliteiten van Nationaal Park Drentsche Aa niet aangetast. Het initiatief is daarmee in overeenstemming met de POV.
Natuurnetwerk Nederland (artikel 2.28 en artikel 2.29)
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een landelijk netwerk van natuur- en agrarische gebieden met een speciale natuurkwaliteit. De provincie streeft naar een goed werkend robuust natuursysteem dat zorgt dat de kwaliteit van natuur zich duurzaam verbetert. Het NNN bestaat zowel uit afzonderlijke natuurgebieden als uit ecologische verbindingen die deze natuurgebieden met elkaar verbinden. Ecologische verbindingen vormen een waardevol onderdeel van het NNN. Via bermen, natuurstroken langs watergangen en ecoducten zoals die over de A28 kunnen dieren van het ene gebied naar het andere trekken. Dat komt ten goede aan de kwaliteit van de natuurgebieden. Bovendien vormen deze verbindingen een belangrijk onderdeel van de groene dooradering van onze provincie.
Nieuwe activiteiten zijn niet toegestaan voor zover deze de wezenlijke kenmerken en waarden van de NNN significant schaden. Op voorhand is niet uitputtend aan te geven wanneer sprake is van een 'significante' invloed. Dit is afhankelijk van het soort bedrijvigheid waar het om gaat, de plek in de NNN en de natuurwaarden ter plaatse.
Het projectgebied bevindt zich in een NNN gebied, zie onderstaande figuur 4.1. Het feitelijke gebruik van het projectgebied zal in de toekomstige situatie niet afwijken van het gebruik van het projectgebied in de huidige situatie. Tevens wordt er met het voornemen geen nieuwe bebouwing gerealiseerd. Met het voornemen worden de waarden van het NNN niet aangetast. Het voornemen is daarmee in overeenstemming met de POV. Het aspect ecologie wordt verder toegelicht in paragraaf 4.5.
Figuur 4.1. Ligging projectgebied in NNN-gebied
De Omgevingswet is op 1 januari 2024 inwerking getreden. Elke gemeente dient dan over een Omgevingsvisie te beschikken. Hierin verwoordt de gemeente haar integrale visie op de ruimtelijke leefomgeving. Hoe gaan we in de toekomst om met onze ruimte voor natuur, economie, mobiliteit, water en wonen. De Omgevingsvisie is een document over de toekomstige ontwikkeling van de gemeente, waar de vraagstukken over het ruimtelijk domein een belangrijk deel van uitmaken.
De twee hoofdthema’s in de verkenningennota en discussienota zijn ‘leefbare dorpen’ en ‘vitaal platteland’. Voor beide thema’s geldt dat duurzaamheid een belangrijke rol speelt.
Uit het participatietraject is gebleken dat de inwoners van de gemeente Tynaarlo zeer tevreden zijn met de leefbaarheid van hun dorpen. Daarbij gaat het om zaken als veiligheid, rust en sociale samenhang, maar ook om de fysieke omgeving, de woning en de openbare ruimte. Wel moet er volgens hen voldoende aandacht zijn voor de toenemende vergrijzing in de dorpen en de kwaliteit van voorzieningencentra. Daarnaast komen ook zaken als verkeersveiligheid, het onderhoud van de openbare ruimte en voldoende woonruimte aan de orde.
Op 14 november 2023 heeft de gemeenteraad van Tynaarlo de omgevingsvisie Tynaarlo 2022-2040 vastgesteld.
In de omgevingsvisie wordt het volgende over het projectgebied beschreven:
In de 19e eeuw is bij Eelde-Paterswolde een serie landgoederen en buitenplaatsen aangelegd door adellijke families en rijke stedelingen. Deze landgoederen liggen voornamelijk op de overgang naar de lagere beekdalgronden. Ze nemen in cultuurhistorisch opzicht een bijzondere positie in. Naast cultuurhistorische waarden vertegenwoordigen ze belangrijke natuurwaarden. Ze bestaan vooral uit bossen en ingenieus ontworpen reeksen van open ruimtes. Ten aanzien van deze landgoederen wordt het behouden en versterken van de landgoederen bij Eelde-Paterswolde als belangrijke beleidsinzet gezien.
Verder wordt er ten aanzien van vrijetijdseconomie in de omgevingsvisie benoemd dat de gemeente ruimte wil bieden aan de kansen die er liggen voor het versterken van de groeiende vrijetijdseconomie.
Met het voornemen blijven de cultuurhistorische en natuurwaarden van het landgoed behouden. Het toekomstige gebruik wijkt niet af van het huidige feitelijke gebruik van het projectgebied. Verder wordt er met het voornemen de vrijetijdseconomie van de gemeente versterkt. Het voornemen is daarmee in overeenstemming met de Omgevingsvisie Tynaarlo 2022-2040.
De gemeente Tynaarlo heeft voor haar grondgebied een structuurplan opgesteld (vastgesteld 10 oktober 2006). Het Structuurplan is kaderstellend en initiërend voor het ruimtelijk beleid. Tevens dient het als communicatiemiddel richting de bevolking inzake toekomstige veranderingen en koersbepaling.
Binnen de beleidsterreinen wonen, archeologie, cultuurhistorie, natuur en landschap en omgevingsveiligheid zijn inmiddels afzonderlijke visies opgesteld. De overige onderwerpen in het structuurplan zijn niet relevant voor het plangebied.
De gemeente heeft ten behoeve van het aspect cultuurhistorie de Structuurvisie Cultuurhistorie 2014-2024 vastgesteld. Het doel van deze visie is het borgen van cultuurhistorisch erfgoed. De gemeente heeft het waarborgen van het erfgoed en de ruimtelijke identiteit van Tynaarlo samengevat in één centrale boodschap: de gemeente wil historische structuren en karakteristieken herkenbaar houden, de kwaliteit bewaken en de historische gelaagdheid in acht nemen.
In paragraaf 4.2 wordt nader ingegaan op het aspect cultuurhistorie.
In de Structuurvisie Archeologie, welke vastgesteld is op 28 mei 2013, is vastgelegd op welke wijze de gemeente Tynaarlo wil omgaan met het archeologisch erfgoed. De Structuurvisie Archeologie inventariseert de bekende en verwachte archeologische waarden en geeft invulling aan het ruimtelijke beleid. Het belangrijkste instrument daarbij zijn de bestemmingsplannen. In deze bestemmingsplannen zullen te beschermen zones worden aangewezen en van op maat gesneden bestemmingsregels voorzien.
In paragraaf 4.1 wordt nader ingegaan op het aspect archeologie.
In de Beleidsvisie Omgevingsveiligheid, welke is vastgesteld op 26 februari 2019, wordt een visie en ambitie gegeven op welke wijze wordt omgegaan met het aspect veiligheid. Om zowel ruimte te bieden aan de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente als ervoor te zorgen dat er geen onnodige of onacceptabele veiligheidsrisico’s worden gelopen is het wenselijk om sturing te geven aan de situering van bedrijven met een risicocontour en aan ruimtelijke ontwikkelingen binnen bestaande risicocontouren of aandachtsgebieden. Door onderscheid te maken in verschillende gebieden met verschillende ruimtelijke functies en daaraan gebiedsgerichte ambities te koppelen, combineert de gemeente Tynaarlo de gewenste veiligheidsniveaus optimaal met de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen.
In deze Beleidsvisie Omgevingsveiligheid worden de volgende gebieden onderscheiden:
Het plangebied is gelegen in het deelgebied buitengebied. Voor het buitengebied van het gemeentelijk grondgebied kiest de gemeente Tynaarlo voor een veiligheidsniveau dat voor een groot deel gelijk is aan dat van bedrijventerreinen.
In paragraaf 4.6 wordt nader ingegaan op het aspect externe veiligheid.
Als vervolg op het structuurplan is in 2009 het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) voor de gemeente Tynaarlo vastgesteld. Het LOP bevat een integrale visie voor de ontwikkeling van het landschap van Tynaarlo voor de komende 15 jaar; een uitwerking en aanscherping van het structuurplan. Het LOP is de centrale spil voor het stroomlijnen van beleid, plannen en ideeën op het gebied van landschap. Het Landschapsontwikkelingsplan heeft de status van een structuurvisie.
In het LOP behoort het projectgebied tot het deelgebied 'Rug van Tynaarlo'. Binnen dit deelgebied wordt het projectgebied aangeduid als landgoed/buitenplaats. Qua landschap is het projectgebied ingedeeld in de landgoederenzone. Over landgoederen staat onder andere het volgende beschreven:
'In de 19e eeuw werd de Rug van Tynaarlo zeer geschikt geacht voor het vestigen van buitenplaatsen. De ligging in de nabijheid van Groningen maakte de plek voor de rijken uit de stad nog aantrekkelijker. Voorbeelden zijn De Marsch en de landgoederen met een buitenplaats, zoals Vosbergen en De Braak. De landgoederen en buitenplaatsen met hun oude parkbossen en lanen bepalen nog steeds het landschappelijke karakter van de noordzijde van de Rug van Tynaarlo. De groenstructuren lopen vanuit de landgoederen vaak door tot in de aangrenzende woongebieden.'
Ook wordt er aangegeven dat door de positie van de landgoederenzone aan de snelweg en dicht bij Groningen de landgoederenzone onderhevig is aan een grote dynamiek. Allerlei nieuwe ontwikkelingen dringen zich op. De ambitie is met deze ontwikkelingen het landgoederenkarakter te versterken en uit te breiden. Ook bestaande functies (bedrijventerrein, bloemenveiling) kunnen hierin worden opgenomen.
Het voornemen voorziet in het behoud van het bestaande landgoed. Het landgoederenkarakter wordt versterkt door een bestaande functie te legaliseren in een bestaand landgoed.
De welstandsnota bevat criteria waaraan een bouwplan qua uiterlijke verschijning wordt getoetst. De welstandscriteria zijn onderverdeeld naar ligging, massa en vorm, gevelopbouw, detaillering en materiaal- en kleurgebruik. Het voornemen is gelegen in het welstandsgebied 'Eelde-Paterswolde tot 1970'. Er worden met het voornemen geen permanente bouwwerken gebouwd. Wel wordt er met het initiatief een overkapping mogelijk gemaakt. Met het voornemen worden de welstandscriteria gerespecteerd.
Toetsingskader
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Vooruitlopend hierop zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast moet ieder ruimtelijk plan of initiatief een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het projectgebied bevatten. Dit is uitgewerkt in paragraaf 4.2. Voor zover in een projectgebied sprake is van erfgoed, moet op grond van het voorgaande dan ook worden aangegeven op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden rekening wordt gehouden.
Onderzoek
In mei 2013 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie Archeologie vastgesteld. Een uitsnede van de archeologische beleidskaart is hieronder opgenomen, waarin het projectgebied oranje is omkaderd. Op deze archeologische beleidskaart wordt het projectgebied deels aangeduid als 'historische elementen inclusief WOII en historische kern'. Hiervoor geldt dat gedetailleerd archeologisch bureauonderzoek noodzakelijk is bij geplande bodemverstoringen met oppervlakten = 100 m2 en dieper dan 30 cm -mv. Ook wordt een deel van het projectgebied aangeduid als 'dekzandkoppen binnen beekdal en vennetjes / laagten'. Hiervoor geldt dat specifiek archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij geplande bodemverstoringen vanaf 30 cm -mv.
Er vinden met het voornemen geen bouw- of sloopwerkzaamheden plaats. De bodem wordt met het voornemen niet verstoord. Archeologisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk.
Figuur 4.1. Archeologische beleidskaart Gemeente Tynaarlo (bron: Gemeente Tynaarlo)
Conclusie
Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor het voornemen.
Toetsingskader
Cultuurhistorie gaat over de geschiedenis van de gebouwde omgeving, de landschappen, tradities en de verhalen die erbij horen. Sinds 1 januari 2012 is de gemeente wettelijk verplicht om cultuurhistorische belangen mee te wegen in ruimtelijke vraagstukken. Dit betekent dat in aanvulling op de archeologische aspecten ook de overige cultuurhistorische waarden moeten worden betrokken in het onderzoek.
Onderzoek
De gemeente heeft ten behoeve van het aspect cultuurhistorie de Structuurvisie Cultuurhistorie 2014-2024 opgesteld. Het doel van deze visie is het borgen van cultuurhistorisch erfgoed. De gemeente heeft het waarborgen van het erfgoed en de ruimtelijke identiteit van Tynaarlo samengevat in één centrale boodschap: de gemeente wil historische structuren en karakteristieken herkenbaar houden, de kwaliteit bewaken en de historische gelaagdheid in acht nemen. Op de cultuurhistorische beleidswaardenkaart is het plangebied aangeduid als 'zeer hoge waarde'. Bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt gestreefd naar behoud en/of inpassing. Een uitsnede van de cultuurhistorische beleidsadviezenkaart is hieronder opgenomen, waarin het projectgebied oranje is omkaderd.
Ook in het projectgebied zelf zijn cultuurhistorische waarden aanwezig. Centraal in het projectgebied bevindt zich het voormalig schathuis van de in 1811 afgebroken havezathe Lemferdinge. Het gebouw is aangewezen als rijksmonument en tevens in het vigerende bestemmingsplan als karakteristiek aangewezen. Er vinden met het initiatief geen bouw- of sloopwerkzaamheden plaats. Het rijksmonument blijft ongewijzigd. De cultuurhistorische waarden van het gebied worden met het initiatief niet aangetast.
Figuur 4.2. Cultuurhistorische beleidswaardenkaart (bron: Gemeente Tynaarlo)
Conclusie
Vanuit het aspect cultuurhistorie is het voornemen uitvoerbaar.
Toetsingskader
Het Besluit Bodemkwaliteit streeft naar duurzaam bodembeheer waarbij een balans gezocht wordt tussen bescherming van de bodemkwaliteit voor mens en milieu enerzijds en het gebruiken van de bodem voor maatschappelijke ontwikkelingen anderzijds. Het Besluit bevat regels voor kwaliteitsborging (Kwalibo), bouwstoffen, grond en baggerspecie. Bij het mogelijk maken van ruimtelijke initiatieven moet de vraag worden gesteld of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het uitgangspunt hierbij is dat aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet (bijvoorbeeld graafwerkzaamheden). Dit is het zogenaamde stand still-beginsel.
Onderzoek
Het gebruik van het projectgebied zal in de toekomstige situatie niet afwijken van het gebruik van het projectgebied in de huidige situatie. Met het voornemen wordt ook geen nieuwe bebouwing gerealiseerd. Bodemonderzoek is daarom niet noodzakelijk.
Conclusie
Vanuit het aspect bodem is het voornemen uitvoerbaar.
Toetsingskader
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10) en zeer fijn stof (PM2,5) van belang. Grenswaarden ten aanzien van de jaargemiddelde concentratie betreffen 40 µg/m3 voor zowel NO2 als PM10 en 25 µg/m3 voor (PM2,5). Projecten met een invloed van 'niet in betekende mate' (nibm) op de luchtkwaliteit zijn verder vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:
PM10 en PM2,5 zijn sterk gerelateerd, aangezien PM2,5 onderdeel uitmaakt van de emissie van PM10. Als aan PM10 wordt voldaan, mag daarom worden aangenomen dat ook de grenswaarde van PM2,5 niet wordt overschreden.
Onderzoek
Het voornemen betreft een legalisatie van het huidige gebruik van het projectgebied. Het gebruik van het projectgebied zal in de toekomstige situatie dan ook niet afwijken van het gebruik van het projectgebied in de huidige situatie. In verband met de legalisatie van het huidige gebruik in het projectgebied is beoordeeld of het voornemen een nibm-project betreft.
Uit gegevens van de initiatiefnemers blijken dat voor Landgoed Lemferdinge sprake is van de volgende activiteiten in het projectgebied met bijbehorende verkeersgeneratie:
Figuur 4.2. Activiteiten en verkeersgeneratie projectgebied
Op jaarbasis genereert het Landgoed in de huidige situatie (en dus tevens in de toekomstige situatie) circa 16.592 motorvoertuigenbewegingen licht verkeer en 96 motorvoertuigenbewegingen middelzwaar verkeer. Dit zijn in totaal 16.688 motorvoertuigenbewegingen (licht en middelzwaar verkeer) per jaar in een worstcase situatie, waarvan dan circa 99% licht verkeer en 1% middelzwaar verkeer. Per etmaal kan er worden uitgegaan van gemiddeld (16.688/365=) 46 motorvoertuigenbewegingen per etmaal.
Rekentool
Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft het ministerie van Infrastructuur en Milieu in samenwerking met Kenniscentrum InfoMil de nibm-tool in 2008 ontwikkeld. De nibm-tool wordt jaarlijks door InfoMil geactualiseerd. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan of initiatief niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool (versie 2022) is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald
Figuur 4.2. Nibm-tool (bron: InfoMil)
Uit de berekeningen met de nibm-tool blijkt dat het voornemen de grens van 3% (een toename van 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) niet overschrijdt. Het project kan derhalve worden beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit vanwege de toename van het verkeer is niet noodzakelijk.
Achtergrondniveau
Hoewel geconstateerd is dat het project een zogenaamd nibm-project betreft, dient ook te worden bezien of de luchtkwaliteit in het plangebied niet zodanig is dat de normen voor een goed woonklimaat worden overschreden.
Daartoe is gebruik gemaakt van de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland 2021, welke in maart 2021 zijn gepubliceerd. Het RIVM produceert deze kaarten jaarlijks. De kaarten geven een beeld van de luchtkwaliteit in Nederland en betreffen zowel recente als toekomstige jaren. Per kilometer vak worden de concentraties voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen weergegeven waarvoor Europese regelgeving bestaat. De kaarten op deze website hebben een juridisch-formele status.
De meest relevante luchtkwaliteitseisen voor ruimtelijke plannen en initiatieven betreffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM2.5 en PM10). De grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM2.5 en PM10) uit de wet zijn opgenomen in de navolgende tabel.
Luchtconcentratie | Norm | |
NO2 | jaargemiddelde concetratie | 40 µg/m3 |
PM2.5 | jaargemiddelde concetratie | 25 µg/m3 |
PM10 | jaargemiddelde concetratie | 40 µg/m3 |
Figuur 4.3. Grenswaarden luchtconcentraties NO2, PM2.5 en PM10
Uit de Grootschalige Concentratiekaarten blijkt dat de achtergrondniveaus ter plaatse ruim onder de wettelijke normen blijven.
Conclusie
Het project kan worden beschouwd als een nibm-project. Daarnaast is de luchtkwaliteit in en rond het projectgebied zodanig dat de normen voor een goed leefklimaat worden gewaarborgd. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. De Wet natuurbescherming (Wnb) is op 1 januari 2017 in werking getreden en betreft zowel soortenbescherming als bescherming van (Europese) natuurgebieden. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied in het kader van bijvoorbeeld de Natura 2000-gebieden. Gebiedsgericht beleid vindt onder meer plaats op basis van het Natuurnetwerk Nederland. Wat betreft soortenbescherming wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. De wet gaat uit van het "nee-tenzij"-principe, waarbij de mogelijkheid wordt geboden bepaalde ingrepen toe te staan door middel van ontheffing of vrijstelling. Daarnaast kent de wet een zorgplichtbepaling voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. In die bepaling staat: "Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving". Handelingen die nadelige gevolgen voor flora en fauna kunnen veroorzaken, moeten achterwege gelaten worden of zoveel mogelijk worden beperkt of ongedaan gemaakt.
De specifieke ruimtelijke ontwikkeling betreft het mogelijk maken van het plaatsen van een grote overkapping (tent), ten behoeve van een evenement of bruiloft, waar in de huidige situatie ook al bruiloften worden gehouden en overkappingen worden geplaatst. Voor het overige betreft het een legalisatie van de bestaande situatie.
Onderdeel van de Wnb is soortenbescherming van planten en dieren. Dit betreffen:
Van deze laatstgenoemde groep beschermde soorten mogen provincies een zogenaamde 'lijst met vrijstellingen' opstellen (artikel 3.11). Voor de soorten op deze lijst geldt een vrijstelling van de verboden genoemd in artikel 3.10 eerste lid Wnb.
Inventarisatie en conclusie
Op 18 september 2024 is het gebied bezocht voor onderzoek (Bijlage 1) De weersomstandigheden tijdens het veldbezoek waren; helder, circa 19 °C. In onderstaande wordt ingegaan op de natuurwaarden.
Gezien de inrichting (grasveld, formele tuin en verharding) en het intensieve beheer van het gebied worden hooguit enkele algemene grondgebonden zoogdieren en amfibieën verwacht in het plangebied, zoals bruine kikker en rosse woelmuis. Er is geen oppervlaktewater aanwezig. In de bomen in het bosgebied kunnen mogelijk holtes geschikt voor vleermuizen aanwezig zijn. In bomen direct rondom de overkapping en in de tuin zijn geen holtes aanwezig.
In de bomen direct rondom de overkapping zijn ook geen nesten aangetroffen die van vogels met een jaarrond beschermd nest kunnen zijn. Gezien de continue verstoring in de huidige situatie wor-den deze ook niet verwacht aan de rand van het plangebied. Mogelijk kunnen wel minder versto-ringsgevoelige vogels broeden in de bomen in het bos.
Als gevolg van het plaatsen en het gebruik van de overkapping kunnen incidenteel algemene zoogdieren en amfibieën worden verstoord of worden gedood. Deze soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en zijn niet vergunningsplichting. Voor deze soorten hoeft geen vergunning worden aangevraagd. Wel geldt de zorgplicht.
Door lichtinstraling op de bomen in de bosranden kunnen mogelijk vleermuisverblijfplaatsen en foerageergebied worden verstoord. Om verstoring te voorkomen, dient er geen lichtuitstraling op bomen plaats te vinden. Bij het in acht nemen van de aanvullende voorwaarden van de provincie zijn er geen negatieve effecten te verwachten op vleermuizen en broedvogels.
De voorwaarden van de provincie zijn de volgende:
Voor onderhavig projectgebied is de volgende wet- en regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming relevant: de Wnb en de provinciale structuurvisie en verordening.
Wet Natuurbescherming
In de Wnb is de bescherming van Natura 2000-gebieden geregeld. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningsplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied.
Natuurnetwerk Nederland
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN – de voormalige Ecologische Hoofdstructuur) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland, dat voldoende robuust is voor een duurzame verbetering van de omstandigheden voor de wilde flora en fauna en voor natuurlijke leefgemeenschappen. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van de provinciale NNN is uitgewerkt in de provinciale omgevingsverordening Drenthe.
Inventarisatie en conclusie
Het plangebied ligt niet binnen Natura 2000. Een nadere analyse in het kader van de gebiedsbescherming van de Wnb is niet nodig. Het plan heeft geen negatieve gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van natuurlijke habitats en soorten. Voor deze activiteit is daarom geen vergunning op grond van de Wnb nodig. Het projectgebied ligt wel binnen het Natuurnetwerk Nederland. Het huidige gebruik is landgoed (maatschappelijk). In de nieuwe situatie wordt het gebruik als trouwlocatie (horeca), waarbij het mogelijk wordt gemaakt om een overkapping te plaatsen. Het plaatsen van deze overkapping is van kortdurende en tijdelijke aard. Door het plaatsen van de overkapping en de wijziging van de bestemming worden ook geen negatieve effecten op het NNN verwacht door oppervlakteverlies of een aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden. Het plan is daardoor op het punt van provinciaal natuurbeleid niet in strijd met de Provinciale Omgevingsverordening.
Stikstof
In Nederland zijn 162 Natura 2000-gebieden gelegen. In 130 van deze gebieden komen stikstofgevoelige habitats of leefgebieden van soorten voor. Een verdere toename van stikstofdepositie kan tot een negatief effect kan leiden. Daarom dient bij een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling onderzocht te worden of er stikstofdepositie in stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden plaatsvindt. Een te hoge stikstofdepositie kan tot een negatief effect leiden, waardoor een bestemmingsplan onder dezelfde omstandigheden niet kan worden vastgesteld.
In het kader van de ruimtelijke onderbouwing is de depositie van stikstof ten gevolge van het gebruik van de trouwlocatie berekend. De berekening en de bijbehorende rapportage is toegevoegd als Bijlage 2 aan deze ruimtelijke onderbouwing.
Er treedt door de stikstofdepositie geen negatief effect op in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) beschermde Natura 2000-gebieden. Een vergunning van de Wnb is in het kader van de stikstofdepositie dan ook niet nodig.
Het plan is zowel ten aanzien van het aspect ecologie als stikstof uitvoerbaar, mits rekening wordt gehouden met directe lichtuitstraling op de bomen.
Toetsingskader
Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. De wet- en regelgeving rond het thema externe veiligheid zijn vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport (onder andere van gevaarlijke stoffen). Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden. Risicobronnen kunnen worden onderscheiden in risicovolle inrichtingen (onder andere lpg-tankstations), vervoer van gevaarlijke stoffen (via wegen, spoorwegen, waterwegen) en (buis)leidingen (onder andere aardgas, vloeibare brandstof en elektriciteit).
Om voldoende ruimte te scheppen tussen de risicobron en de personen of objecten die risico lopen (kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten), moeten vaak veiligheidsafstanden in acht worden genomen. Ook ontwikkelingsmogelijkheden die ingrijpen in de personendichtheid kunnen om onderzoek vragen. Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Onderzoek
In het kader van het Interprovinciaal Overleg (IPO) is een zogenoemde risicokaart ontwikkeld. Hierin is informatie opgenomen die met risico's te maken heeft; zowel risicobronnen als kwetsbare objecten die aandacht verdienen bij ruimtelijke ontwikkelingen worden getoond. Voor het voornemen is op de risicokaart nagegaan of er ook aandachtspunten (in dit geval risicobronnen) op het vlak van de externe veiligheid aanwezig zijn. In onderstaande afbeelding is een uitsnede van de risicokaart opgenomen. Het projectgebied is globaal blauw omkaderd.
Figuur 4.4. Uitsnede risicokaart, projectgebied globaal blauw omkaderd (bron: risicokaart.nl)
Buisleidingen
Er bevinden zich in de omgeving van het projectgebied geen buisleidingen die relevant zijn in het kader van externe veiligheid. Het projectgebied ligt niet in het invloedsgebied van risicovolle leidingen.
Inrichtingen
In de omgeving van het projectgebied zijn geen inrichtingen die relevant zijn in het kader van externe veiligheid. Het projectgebied ligt niet in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In of nabij het plangebied bevinden zich geen wegen en spoor- of waterwegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van deze transportroutes.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het initiatief.
Toetsingskader
De Wet geluidhinder (Wgh) is er op gericht om de geluidhinder vanwege onder andere spoorweglawaai, industrielawaai en wegverkeerslawaai te voorkomen en te beperken. De Wgh bepaalt dat de 'geluidsbelasting' op gevels van woningen en andere geluidsgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan een in de wet bepaalde norm die als voorkeursgrenswaarde wordt aangeduid. In veel gevallen is deze norm 48 dB. Wanneer binnen een geluidzone langs (spoor)wegen of ten behoeve van industrielawaai nieuwe geluidgevoelige objecten, zoals woningen, worden gerealiseerd, moet door middel van akoestisch onderzoek worden vastgesteld of aan de grenswaarden uit de Wgh wordt voldaan. In artikel 74 Wgh is aangegeven wanneer een weg zoneplichtig is. Elke weg heeft in principe een zone, behoudens wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. De breedte van een geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg binnen of buiten stedelijk gebied.
Onderzoek
Het voornemen betreft de legalisatie van het huidige gebruik van Landgoed Lemferdinge als trouwlocatie. Een trouwlocatie is geen geluidsgevoelig object. Het voornemen maakt geen nieuwe geluidgevoelige bebouwing mogelijk. Toetsing aan de Wet geluidhinder is daarom niet nodig.
Toch is het thema geluid voor het voornemen een belangrijk aandachtspunt. De te legaliseren trouwlocatie, met muziek en het stemgeluid van personen, kan voor geluidshinder zorgen voor omliggende geluidsgevoelige bebouwing. Om dit te onderzoeken, is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Omdat in het onderzoek niet zozeer wordt getoetst aan de Wet geluidhinder, maar aan de milieunormen die gelden voor de trouwlocatie, wordt op dit akoestisch onderzoek ingegaan in paragraaf 4.8. In die paragraaf wordt ingegaan op alle relevante milieuaspecten voor de activiteit op de omgeving.
Conclusie
Het aspect geluid in relatie tot de Wet geluidhinder vormt geen belemmering voor het project.
Inleiding
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering wordt het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds verstaan. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Als uitgangspunt voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt veelal de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke indicatieve richtafstand. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het plan mogelijk is. Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. Er kan, afhankelijk van het omgevingstype, worden afgeweken van deze richtafstanden.
De richtafstanden van de VNG-publicatie gelden tot het gebiedstype 'rustige woonwijk'. In bepaalde gevallen kan gemotiveerd worden dat er geen sprake is van een 'rustige woonwijk', maar een 'gemengd gebied'. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een lint in een dorpskern waar meerdere functies naast elkaar zitten. Of bij een gebied dat langs een drukke ontsluitingsweg ligt. Bij een 'gemengd gebied' kunnen de richtafstanden met 1 afstandsstap verkleind worden. Uitzondering hierop is de richtafstand voor externe veiligheid. Deze wordt niet verkleind.
Onderzoek
Hinderveroorzakende bedrijven en functies in de omgeving
De te legaliseren trouw- en feestlocatie is geen milieugevoelige functie. Het is daarom niet nodig te onderzoeken welke bedrijven en functies er in de omgeving zijn die mogelijk effect kunnen hebben op het projectgebied.
Hinder als gevolg van het onderhavige project
De tweede vraag betreft of in of nabij het projectgebied functies aanwezig zijn die als gevolg van het onderhavige voornemen hinder zouden kunnen ondervinden. Voor die vraag is het van belang om helder te hebben in welke planologische mogelijkheden dit project voorziet. Het gaat om de legalisatie van een trouw- en feestlocatie. Voor trouwlocaties wordt in de voorgenoemde VNG-publicatie aangesloten bij de VNG-categoriën 'Cafés, bars' en 'cateringbedrijven' conform het betreffende uittreksel van de Kamer van Koophandel d.d. 10 maart 2023.
Hiervoor geldt in beide gevallen een richtafstand van 10 meter (criteria geur, stof en gevaar) en 30 meter voor geluid bij cateringbedrijven. Het projectgebied wordt omringd door (milieugevoelige) woningen. Deze woningen blijven buiten de richtafstand van 10 meter van het projectgebied. Er wordt dus voldaan aan de richtafstand van 10 meter. Criteria zoals geur, stof en gevaar zijn van ondergeschikte aard, dit mede omdat er geen volwaardige keuken is. Het maatgevende aspect bij dit type bedrijvigheid is geluid. Om zeker te zijn dat het geluidsniveau in de toekomstige situatie van een aanvaardbaar niveau is, is het geluidsaspect ter aanvulling op bovenstaande, nader onderzocht. Een rapportage van dit onderzoek naar geluidsuitstraling is als Bijlage 3 bij deze ruimtelijke onderbouwing gevoegd. Hieronder worden de conclusies van dit onderzoek kort weergegeven.
De geluidbelasting en maximale geluidsniveaus die de activiteiten binnen het plan veroorzaken, zijn vastgesteld door de afzonderlijke geluidsbronnen te inventariseren en daarvan de geluidsoverdracht naar de omgeving te berekenen. Deze activiteiten zijn het stemgeluid van de terrassen, andere buitenactiviteiten zoals trouwen in de openlucht, en muziekgeluid van buiten- en binnenactiviteiten. Daarnaast zal sprake zijn van aan- en afvoerbewegingen.
Uit de metingen en berekeningen is gebleken dat voor wat betreft het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau het landgoed voldoet aan de grenswaarden voor goede ruimtelijke ordening van 45 dB(A), dat is 45 dB(A) overdag, 40 dB(A) in de avond en 35 dB(A) in de nacht. Op woningen in de omgeving wordt voor het stemgeluid en muziekgeluid samen voldaan aan de richtwaarde. Deze berekende niveaus zijn inclusief een toeslag van +10 dB voor muziekgeluid op de gehele inrichting; in de praktijk liggen de geluidsniveaus dan 10 dB lager dan de berekende waarden. Deze waarde wordt gerealiseerd wanneer het geluidsniveau in de achterzaal met muziek/dj maximaal 87 dB(A) bedraagt. Op het terras zal in de avond en de nacht niet meer geserveerd worden, maar op het terras kunnen wel een beperkt aantal personen aanwezig zijn. Achtergrondmuziek op het terras uit een luidsprekerbox is tot uiterlijk 20:00 uur.
Voor wat betreft de indirecte hinder van het verkeer op het openbaar parkeerterrein of de openbare weg wordt eveneens voldaan aan de grenswaarde van 50 dB(A).
Ook de maximale geluidsniveaus voldoen voor het totaal aan de grenswaarden, hoewel de geluidsbronnen ook nog grotendeels zijn uitgesloten van de beoordeling.
Aangezien de grenswaarden van het Activiteitenbesluit/Bkl ten aanzien van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en het maximale niveau voor een inrichting 5 dB ruimer liggen dan de richtwaarden van stap 2 uit de VNGpublicatie kan gesteld worden, dat bij de woningen voldaan kan worden aan de algemene grenswaarden voor een inrichting volgens het Activiteitenbesluit/Bkl. Daar komt bij dat voor deze toetsing bepaalde bronnen ook nog uitgesloten zijn van de beoordeling, zoals bijvoorbeeld de indirecte hinder of de maximale geluidsniveaus als gevolg van het laden en lossen.
Omdat voldaan wordt aan de richtwaarden voor goede ruimtelijke ordening en aan de algemene grenswaarden voor een inrichting kan gesteld worden dat planinpassing mogelijk is.
Volledigheidshalve is hieronder aangegeven welke uitgangspunten in de akoestische berekening gebruikt zijn.
Voor de vaststelling van de geluidsituatie moet primair worden uitgegaan van de representatieve
bedrijfssituatie: de situatie waarbij de voor de geluidproductie relevante omstandigheden kenmerkend zijn voor een bedrijfsvoering bij volledige capaciteit voor elke te beschouwen beoordelingsperiode.
Gelijktijdig met het uitvoeren van de geluidsmetingen ter plaatse op 21 juni 2024 is ook de representatieve bedrijfssituatie doorgesproken. Landgoed Lemferdinge is bij uitstek een buitenlocatie voor trouwerijen. Verreweg de meeste bruiloften vinden dan ook plaats rond de zomerperiode, en dan met maximaal circa drie bruiloften per week. Een min of meer gebruikelijke trouwdag kan als volgt worden geschetst. De dag begint om 14:00 uur met de aankomst van het bruidspaar met de auto op het terrein van het landgoed. Overige gasten parkeren de auto’s op het openbare parkeerterrein. Het terrein van het landgoed zelf is, mede door de gravelverharding, niet geschikt voor het parkeren van gasten. Het aantal daggasten is circa 40 personen, het autogebruik is daarbij 50%, ofwel 20 auto’s.
Voor het trouwen buiten zijn twee locaties beschikbaar, dat is een locatie in de boomgaard, die verreweg het meeste wordt gebruikt, en een locatie in het bos voor bruidsparen die voor een besloten sfeer kiezen. De locatie in het bos is alleen mogelijk zonder versterking en zonder muziek; voor de locatie in de boomgaard kan gebruik worden gemaakt van spraakversterking en enige begeleidende muziek passend bij de officiële trouwceremonie. Na de ceremonie wordt een drankje geserveerd nabij de trouwlocatie.
De daggasten bevinden zich in de regel op het buitenterras van de inrichting rond en onder het tentdoek. Daarbij is één kleine draadloze luidspreker aanwezig voor achtergrondmuziek. Deze is begrenst in geluidsniveau. Het diner in buffetvorm begint rond 17:30 uur met behulp van de buitenkeuken op het terras. Binnen is alleen een keuken in gebruik voor de voorbereiding van maaltijden zonder afzuiging of iets dergelijks. Voor meer uitgebreide diners wordt gebruik gemaakt van externe catering. Gerekend is met aan- en afvoer met behulp van personenauto’s en/of kleine bestelauto’s naar de westzijde van het gebouw, zowel voor het eigen vervoer als de aanvoer van catering. Het totaal aantal autobewegingen is daarmee 110 stuks.
Het feest ’s avonds is met meer gasten tot globaal 90 personen. Hierbij kan in de zaal achter in het gebouw met de dansvloer een muziekinstallatie met een dj worden gebruikt. De buitendeuren moeten hierbij gesloten zijn, ook de luiken binnen en buiten de ramen worden hierbij gesloten. De voorste zaal staat tijdens een bruiloft via de gang in open verbinding met de ruimte achter; in de voorste zaal staat geen geluidsinstallatie. Wanneer binnen feest is, dan zal het aantal gasten buiten op het terras beperkt zijn (rokers etc.). Gerekend is met de aanwezigheid van 10 gasten gedurende het feest. Dat aantal zal variëren over de periode tussen 19:00 en 00:30 uur, maar rekentechnisch is uitgegaan van deze over de periode gemiddelde waarde. De luidsprekerbox met achtergrondmuziek zal tot uiterlijk 20:00 uur in bedrijf zijn.
De bruiloften eindigen om hooguit 00:30 uur, waarna alle feestgasten vertrekken. Daarbij moet binnen afscheid genomen worden, zodat het geluid naar de omgeving beperkt blijft.
Er is geen sprake van afzuigingen en dergelijke, behoudens de afvoer van een normale cv-ketel.
Voor de aanvoer van de groothandel zal één keer per twee weken een (middelzware) vrachtauto de inrichting bezoeken. De vrachtwagen komt niet op het terrein van de inrichting, maar zal laden en lossen op de openbare Lemferdingelaan, en producten brengen met een steekwagen. Voor het legen van de containers kan eveneens een vrachtwagen de inrichting bezoeken. Omdat de aanvoer over het jaar beperkt is, is gerekend met één vrachtauto in de representatieve situatie.
Op de bovenverdieping van het gebouw bevindt zich een expositieruimte van Het Drentse Landschap, die op zondagen open is. Buiten het trouwseizoen worden de ruimten wel verhuurd voor zakelijke gelegenheden, vergaderingen en dergelijke. Voor deze overige activiteiten geldt dat deze geluidstechnisch niet relevant zijn ten opzichte van een representatieve dag met een bruiloft, deze zijn dan ook niet beoordeeld.
Kortheidshalve leidt dit tot de volgende uitgangspunten voor de berekening:
Voor de onderzoeksresultaten van het akoestisch onderzoek gebaseerd op bovenstaande uitgangspunten wordt verwezen naar de bovenbeschreven bijlage.
Conclusie
Het aspect milieuzonering vormt op basis van de resultaten van het geluidsonderzoek geen belemmering voor het voornemen. Ter plaatse van het projectgebied is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Toetsingskader
Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient in de toelichting op ruimtelijke plannen en initiatieven een waterparagraaf te worden opgenomen van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan of initiatief voor de waterhuishoudkundige situatie. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets. Het doel hiervan is het waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten.
Door middel van de watertoets als procesinstrument wordt in een vroegtijdig stadium aandacht besteed aan het wateraspect. Het gaat hierbij om de thema's waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkeringen, wegen, afvalwaterketen en beheer & onderhoud van nieuw en bestaand oppervlaktewater.
Waterwet
De Waterwet, die per 22 december 2009 van kracht is geworden, heeft gezorgd voor een ingrijpende bundeling van deze wetgeving. De strategische delen uit het Nationaal Waterplan op grond van de Waterwet zijn opgegaan in de Novi. Daarnaast geldt het Nationaal Water Programma 2022-2027, waarin de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid zijn opgenomen.
Onderzoek
Digitale watertoets
Bij alle nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient vanwege de wettelijk verplichte watertoets in het kader van de Waterwet aandacht te worden besteed aan het wateraspect. Hiervoor is het voornemen ingediend bij waterschap Hunze en Aa's. De aanvraag digitale watertoets heeft op 26 juni 2023 plaatsgevonden. De watertoets is als Bijlage 4 aan deze ruimtelijke onderbouwing toegevoegd.
Het gebruik van het projectgebied zal in de toekomstige situatie niet afwijken van het gebruik van het projectgebied in de huidige situatie. Het voornemen heeft geen invloed op de waterhuishouding. Er is geen sprake van (grond) wateroverlast in de omgeving van het plan. Er is geen waterschapsbelang.
Conclusie
Het milieuaspect water vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het onderhavig voornemen.
Voor een ruimtelijk plan geldt dat de verkeerseffecten die optreden als gevolg van een voornemen in het kader van een goede ruimtelijke ordening moeten worden onderbouwd. De nadruk ligt daarbij op de effecten van de ontwikkeling op de verkeersafwikkeling en parkeren (bereikbaarheid), de verkeersveiligheid en de verkeershinder (leefbaarheid). In publicatie nr. 381: Toekomstbestendig parkeren (2018) van CROW zijn vuistregels en kengetallen aangereikt om verkeerseffecten bij ontwikkelingen te bepalen.
Verkeersafwikkeling
Het voornemen betreft een legalisatie van het huidige gebruik van het projectgebied. Het gebruik van het projectgebied zal in de toekomstige situatie dan ook niet afwijken van het gebruik van het projectgebied in de huidige situatie. In verband met de legalisatie van het huidige gebruik in het projectgebied is beoordeeld of het voornemen wat betreft verkeersafwikkeling uitvoerbaar is. In paragraaf 4.4 is beschreven dat het voornemen maximaal 16.688 verkeersbewegingen per jaar en daarmee gemiddeld 46 motorvoertuigenbewegingen per etmaal genereert.
In de huidige situatie heeft het projectgebied een maatschappelijke bestemming, waarin verkeersgenererende activiteiten al mogelijk zijn. Ook zijn er in de huidige situatie geen problemen met de verkeersontsluiting. Dit in combinatie met de beperkt verkeersaantrekkende werking van het nieuwe voornemen (inclusief plaatsing van het tentdoek) kan worden gesteld dat er geen aanpassingen in de verkeersontsluiting hoeven te worden getroffen.
Parkeren
Naast de verkeersafwikkeling moet ook worden beoordeeld of de parkeerbehoefte voldoende kan worden opgevangen. Hiervoor is de 'memo parkeren Landgoed Lemferdinge' opgesteld. Deze memo is als Bijlage 5 bij deze ruimtelijke onderbouwing gevoegd.
De parkeerbehoefte kan worden opgevangen door de openbare parkeerplaats aan de Lemferdingerlaan, ten zuiden van het projectgebied. Daar is ruimte voor circa 130 auto's. Het betreft een openbare (gemeentelijke) parkeerplaats waar ook boswandelaars, zwembadgangers, golfbaanbezoekers en begraafplaatsbezoekers hun auto parkeren. Zoals in de memo (Bijlage 5) is beschreven kent Landgoed Lemferdinge tijdens bruiloften een parkeerbehoefte van circa 51 parkeerplekken. Het naastgelegen zwembad kent tijdens piekmomenten een parkeerbehoefte van circa 118 plekken. Het parkeerterrein kent circa 130 parkeerplekken en komt daarmee 39 parkeerplekken tekort wanneer zowel het zwembad als de trouwfeestlocatie piekdrukte ervaren. Echter, het zwembad kent haar piekmomenten alleen in de middag en is in de avond gesloten. Ook wordt de parkeerbehoefte van het zwembad van 118 parkeerplekken alleen tijdens warme dagen gehaald. Landgoed Lemferdinge kent tijdens de middag juist een relatief beperkte parkeerbehoefte (circa 20 auto's) en kent haar piekmomenten qua parkeerbehoefte in de avonduren, wanneer het zwembad gesloten is. De openbare parkeerplaats heeft daarmee een voldoende capaciteit voor zowel het zwembad als Landgoed Lemferdinge.
Conclusie
Er hoeven geen aanpassingen te worden getroffen in de verkeersontsluiting. Ook kan er worden geconcludeerd dat de parkeerbehoefte van Landgoed Lemferdinge kan worden opgevangen door de openbare parkeerplaats aan de Lemferdingerlaan, ten zuiden van het projectgebied. Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het het voornemen.
Toetsingskader
De procedure van een milieueffectrapportage (m.e.r.) is volgens de Wet milieubeheer verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid over initiatieven en activiteiten van publieke en private partijen die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Welke activiteiten dat betreft is aangegeven in het Besluit m.e.r. en de daarbij behorende bijlage. In de bijlage is onderscheid gemaakt tussen een:
Het doel van de m.e.r. is het milieubelang volwaardig mee te laten wegen bij de vaststelling van deze plannen en besluiten. Een belangrijk product van de m.e.r.-procedure is het milieueffectrapport (MER). Bij sommige besluiten is niet meteen duidelijk of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. In deze grensgevallen moet eerst worden beoordeeld of sprake is van een m.e.r.-plicht. Dit gebeurt door middel van een aparte procedure, de zogenoemde m.e.r.-beoordeling. Deze m.e.r.-beoordeling is ook vereist voor activiteiten die onder de drempelwaarden van het Besluit m.e.r. liggen. In dat geval gelden er geen vormvoorschriften en is sprake van een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Bij de vormvrije m.e.r.-beoordeling moet er volgens bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling worden getoetst aan de drie volgende hoofdcriteria:
Toetsing en conclusie
Het project maakt in de zin van het Besluit m.e.r. geen extra woningen of nieuwe bebouwing mogelijk. Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State moet worden gekeken naar de concrete omstandigheden van het geval of er sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject. Aangezien er geen woningen en bebouwing wordt toegevoegd, kan het voornemen niet gezien worden als een stedelijk ontwikkelingsproject. Daarbij is specifiek van belang dat het ruimtebeslag beperkt is en dat het ruimtebeslag niet wordt uitgebreid. Gezien de afwezigheid van deze aspecten is een m.e.r.-beoordeling dan ook niet nodig.
De kosten die gepaard gaan met het voornemen worden door de initiatiefnemer gedragen. De kosten die uit dit project kunnen voortvloeien, zijn aanvragen voor een tegemoetkoming in schade. Schade, toegebracht door deze planologische wijziging, zal worden verhaald op de initiatiefnemer van het project middels een gesloten planschadeovereenkomst tussen gemeente en initiatiefnemer.
PARTICIPATIE
Voorafgaand aan inspraak en vooroverleg (zie volgende paragraaf) is participatief overleg gepleegd. Dit betreft gesprekken tussen Drents Landschap en/of de huurder van het landgoed met omwonenden, dit in het kader van de legalisering van de vergunning voor het landgoed Lemferdinge.
Doel van deze gesprekken was om er achter te komen welke bezwaren er mogelijk zijn tegen de activiteiten die op het landgoed worden gehouden. Belangrijk zorgpunt uit deze gesprekken was de mogelijke geluidsoverlast.
Op basis hiervan is een aantal maatregelen genomen die ervoor moeten zorgen dat het geluid binnen de toegestane normen valt. Hierbij gaat het onder meer over muziek die alleen binnen mag worden afgespeeld, eerder stoppen van de activiteiten, begeleiden van de gasten om te voorkomen dat er op de parkeerplaats afscheid wordt genomen/getoeterd en het verplaatsen van de tent. Betrokkenen hebben aangeven blij te zijn met de genomen maatregelen. De verslaglegging hieromtrent is met de gemeente gedeeld.
Mede vanuit oogpunt van de naar voren gebrachte zorgpunten (geluidsoverlast) zijn er huisregels en algemene voorwaarden voor de gasten van het landgoed opgesteld. Deze zijn opgenomen in een overeenkomst die de gasten bij reservering moeten ondertekenen. Deze is als Bijlage 6 opgenomen.
Het voornemen en deze ruimtelijke onderbouwing zijn toegezonden aan de overlegpartners. De provincie Drenthe en het Waterschap Hunze en Aa's hebben een reactie gegeven. De provincie geeft aan dat er met het planvoornemen geen provinciale belangen in het geding zijn. Als er vergunning wordt verleend overeenkomstig dit voornemen, ziet de provincie geen reden voor bezwaar of een reactieve interventie. Hiermee is, wat de provincie betreft, voldaan aan het vooroverleg als bedoeld in de wet.
Het waterschap geeft aan dat compenserende berging niet nodig is. Het waterschap beveelt aan geen materialen te kiezen die uitlogende of verontreinigende stoffen bevatten. Het waterschap stelt echter geen aanvullende voorwaarden, aangezien de afwatereffecten op het watersysteem waarschijnlijk minimaal zijn en het afstromende water direct in de grond nabij de tent infiltreert. Voor de verdere procedurele afhandeling is het niet noodzakelijk het waterschap te betrekken, mits aan de bovengenoemde voorwaarden wordt voldaan. Beide vooroverlegbrieven zijn als Bijlage 7 opgenomen.
De Veiligheidsregio Drenthe heeft aangegeven dat de omgevingsvergunning verleend kan worden, omdat de aanvraag voldoet aan het Bouwbesluit 2012. Hiertoe dient nog een aantal voorwaarden in de betreffende vergunning te worden opgenomen (verlichting, NEN-normen tentdoek in verband met brandwerendheid en aanwezigheid draagbaar blustoestel). Dit wordt geregeld in de betreffende vergunningafgifte.
Het ontwerpbesluit zal vervolgens als onderdeel van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb op grond van artikel 3.10, eerste lid, sub a, van de Wabo gedurende zes weken ter inzage worden gelegd. Eenieder kan in die periode een zienswijze indienen op grond van artikel 3.12m, vijfde lid, van de Wabo.