Artikel 1 |
Begrippen
|
1.1 |
plan
|
|
het bestemmingsplan 'de Molenkamp Zeegse' van de gemeente Tynaarlo;
|
1.2 |
bestemmingsplan
|
|
de geometrisch bepaalde bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1730.BPMolenkampZeegse-0201 met de bijbehorende regels;
|
1.3 |
aanduiding
|
|
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
|
1.4 |
aanduidingsgrens:
|
|
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
|
1.5 |
aanduiding:
|
|
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
|
1.6 |
ander bouwwerk:
|
|
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
|
1.7 |
bebouwing:
|
|
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
|
1.8 |
bestemmingsgrens:
|
|
een grens vormt van een bestemmingsvlak;
|
1.9 |
bestemmingsvlak:
|
|
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
|
1.10 |
bijgebouw:
|
|
een gebouw dat in bouwkundig en/of visueel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
|
1.11 |
bouwen:
|
|
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
|
1.12 |
bouwgrens:
|
|
de grens van een bouwvlak;
|
1.13 |
bouwperceel:
|
|
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
|
1.14 |
bouwperceelgrens
|
|
De grens van een bouwperceel;
|
1.15 |
bouwvlak:
|
|
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
|
1.16 |
bouwwerk:
|
|
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond bedoeld om ter plaatse te functioneren;
|
1.17 |
gebouw:
|
|
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
|
1.18 |
hoofdgebouw
|
|
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
|
1.19 |
hoofdverblijf:
|
|
het adres/de plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke
|
|
activiteiten van betrokkene, waarbij betrokkene moet zijn ingeschreven in de Gemeente
|
|
Basisadministratie Persoonsgegevens op dat adres en/of betrokkene het adres heeft
|
|
opgegeven bij de Belastingdienst als hoofdadres en/of uit de feitelijke omstandigheden
|
|
blijkt dat het adres als hoofdverblijf moet worden aangemerkt;
|
1.20 |
kampeermiddel:
|
|
a. een tent, een vouwwagen,een camper, een toercaravan of een huifkar;
|
|
b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, dat geheel of ten dele blijvend kan worden gebruikt voor een recreatief dag- en/of nachtverblijf;
|
1.21 |
kelder:
|
|
het doorlopende gedeelte van een gebouw dat onder het peil is gelegen;
|
1.22 |
nutsvoorzieningen:
|
|
gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen
|
|
ten behoeve van gasvoorziening, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen;
|
1.23 |
peil:
|
|
- voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
|
1.24 |
permanente bewoning:
|
|
als een recreatiewoning of kampeermiddel niet - conform de recreatieve bestemming - voor recreatieve doeleinden wordt gebruikt, maar als hoofd(woon-) verblijf;
|
1.25 |
recreatiewoning:
|
|
een complex van ruimten dat dient voor recreatief verblijf waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben, bestemd om gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond;
|
1.26 |
uitbouw
|
|
een onderdeel van een hoofdgebouw dat in bouwkundig en/of visueel opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm;
|
1.27 |
kleinschalige verblijfrecreatie:
|
|
verblijfsrecreatieterrein, geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober van elk jaar gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van ten hoogste 15 standplaatsen ten behoeve van recreatief dag en/of nachtverblijf, hieronder niet begrepen stacaravans,chalets en trekkershutten;
|