3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bedrijven en instellingen zoals vermeld in de categorieën 1 tot en met 3.1 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijven welke wat betreft geur, stof, geluid en gevaar toelaatbaar zijn naast woningen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 2’ waarvoor geldt dat uitsluitend bedrijven en instellingen zoals vermeld in de categorieën 1 tot en met 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijven welke wat betreft geur, stof, geluid en gevaar toelaatbaar zijn naast woningen zijn toegestaan;
b. bestaande bedrijven, voorzover deze niet vallen onder a;
c. bloemenveiling en aan de bloemenveiling gerelateerde bedrijvigheid en tuinbouwproductie- en distributiebedrijven en evenementen en vlooienmarkten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – veiling’;
d. grondverwerkingsbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – grondverwerkingsbedrijf’;
e. bedrijfswoningen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘aandachtsgebied wegverkeerslawaai’, behoudens de bestaande bedrijfswoningen;
f. (zelfstandige) kantoren;
g. fitness en sportschool;
h. (riool)waterzuiveringsinstallatie, ter plaatse van de aanduiding ‘waterzuiveringsinstallatie’;
i. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’;
j. verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg, wasinstallatie, tankshop en cafetaria ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg’;
k. een zendmast, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘zend-/ontvangstinstallatie’;
l. afschermende beplanting, ter plaatse van de aanduiding ‘groen’;
m. bos en bebossing, ter plaatse van de aanduiding ‘bos’;
met de daarbij behorende:
n. openbare nutsvoorzieningen;
o. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
p. parkeervoorzieningen;
q. parkeerterreinen, ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;
r. fiets- en voetpaden;
s. groenvoorzieningen en water;
t. waterrecreatie;
met dien verstande dat:
u. het behoud van monumentale bomen wordt nagestreefd, ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’.
In de bestemming zijn niet begrepen:
- inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder;
- risicovolle inrichtingen;
- detailhandel in brand- en/of explosiegevaarlijke stoffen, waaronder begrepen het vervaardigen en/of de opslag van vuurwerk, anders dan ten behoeve van consumentenverkoop;
- zelfstandige detailhandel en detailhandel in volumineuze goederen, met uitzondering van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
De functie sport en fitness is binnen de bestemming toegestaan indien op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor bezoekers.
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – veiling’ gelden de volgende aanvullende regels:
- onder de bedrijfsactiviteiten is detailhandel tevens begrepen voorzover het betreft detailhandel in artikelen, welke worden tentoongesteld op beurzen, waaronder begrepen antiek- en vlooienmarkten;
- onder de bedrijfsactiviteiten is detailhandel tevens begrepen voorzover het betreft detailhandel in planten, bomen en struiken en de daaraan gerelateerde artikelen;
- evenementen als bedoeld in 3.1, onder c mogen slechts plaatsvinden na besluit van het college van burgemeester en wethouders. Bij de voorbereiding van dit besluit wordt getoetst aan het gemeentelijk evenementenbeleid;
- evenementen als bedoeld in 3.1 onder c mogen maximaal 12 keer per jaar plaatsvinden.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’ mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen en overkappingen bij bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen bij bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
a. bedrijfsgebouwen en overkappingen bij bedrijfsgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat indien een maximale bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ geldt het bebouwingspercentage van het bouwvlak niet meer bedraagt dan het aangegeven percentage;
b. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en overkappingen bij bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan 10 m, met uitzondering van:
1. de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’, waarvoor de aangegeven maximale bouwhoogte geldt;
2. de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – zichtlocatie’ aangegeven gronden, waarvoor geldt dat de maximale bouwhoogte 8 m en de minimale bouwhoogte 4,5 m bedraagt;
3. de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘waterzuiveringsinstallatie’, waarvoor geldt dat de maximale bouwhoogte 5 m bedraagt;
c. de afstand van bedrijfsgebouwen en overkappingen bij bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt niet minder dan 5 m, dan wel niet minder dan de afstand van het bestaande gebouw tot die perceelgrens, indien deze minder bedraagt, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 2’ de afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens niet minder bedraagt dan 3 m, dan wel niet minder dan de afstand van het bestaande gebouw tot die perceelgrens, indien deze minder bedraagt;
d. ten hoogste 50% van het vloeroppervlak van het bedrijfsgebouw mag als zelfstandig kantoor worden gebruikt, met uitzondering van de gronden aan de Transportweg 13 in Tynaarlo, waarvoor geldt dat 100% van het vloeroppervlak als zelfstandig kantoor mag worden gebruikt;
e. in afwijking van bovenstaande geldt dat de bebouwde oppervlakte van de cafetaria en kiosk ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg’ niet meer dan 100 m2 bedraagt.
3.2.3 Bedrijfswoningen en woningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen en woningen ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’ gelden de volgende regels:
a. de bedrijfswoningen en woningen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
b. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3,5 m, dan wel niet meer dan de goothoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 8,5 m, dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
d. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt niet minder dan 3 m, dan wel niet minder dan de afstand van het bestaande gebouw tot die perceelgrens indien deze minder bedraagt;
e. het aantal bedrijfswoningen bedraagt niet meer dan één per bedrijf;
f. in afwijking van het bepaalde onder e zijn op de gronden ter plaatse van de aanduidingen ‘aandachtsgebied wegverkeerslawaai’ en ‘waterzuiveringsinstallatie’ alleen de bestaande bedrijfswoningen toegestaan;
g. het aantal woningen ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’ bedraagt niet meer dan het bestaande aantal.
3.2.4 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen
a. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen en woningen gelden de volgende regels:
-
de aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
-
de oppervlakte bedraagt ten hoogste 50 m²;
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen op ten minste 3 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde voorgevel van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
-
de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt minimaal 3 m, dan wel de afstand van de bestaande aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelgrens indien deze minder bedraagt;
-
de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen bedragen respectievelijk maximaal 3 m en 6 m.
b. Voor het bouwen van overkappingen niet behorende tot bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en woningen, gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte bedraagt ten hoogste 50 m²,dan wel de bestaande oppervlakte, indien deze meer bedraagt;
-
de afstand van overkappingen tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt minimaal 3 m, dan wel de afstand van de bestaande aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelgrens indien deze minder bedraagt;
-
de bouwhoogte van overkappingen bedraagt maximaal 5 m.
3.2.5 Gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen geldt dat:
a. de inhoud per gebouw niet meer dan 50 m³ bedraagt;
b. de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt.
3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 8,5 m, met dien verstande dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van reclame-uitingen zijn toegestaan, mits de verkeersveiligheid op de A28 niet wordt geschaad;
b. de bouwhoogte van een zendmast, ter plaatse van de aanduiding ‘zend-/ontvangstinstallatie’, bedraagt niet meer dan 40 m;
c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare weg (niet zijnde een brandgang tussen twee gebouwen) of openbaar groengebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt;
d. in afwijking van het bepaalde onder a geldt voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – veiling’ een maximale bouwhoogte van 12 m.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- het representatieve karakter van het bedrijventerrein;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan:
a. de situering, afmetingen en goothoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – zichtlocatie’;
b. de afstand van de bebouwing tot de bebouwingsgrenzen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – zichtlocatie’.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
a. lid 3.2.2, onder c:
en toestaan dat de afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m bedraagt;
b. lid 3.2.3, sub b:
en toestaan dat voor maximaal 50% van de gootlengte, de goothoogte maximaal 6 m mag bedragen, en de bouwhoogte maximaal 12 m mag bedragen.
c. lid 3.1 juncto lid 3.2.3, onder f:
en toestaan dat een nieuwe bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘aandachtsgebied wegverkeerslawaai’ wordt gebouwd, mits door middel van akoestisch onderzoek wordt aangetoond dat wordt voldaan aan de Wet geluidhinder.
3.5 Specifieke gebruiksregel
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
a. lid 3.1:
ten behoeve van detailhandel in volumineuze goederen;
b. lid 3.1, sub a:
voor de vestiging van een bedrijf dat qua zwaarte krachtens artikel 3.1 niet is toegestaan, mits de bedrijfsactiviteiten naar hun invloed op de omgeving (wat betreft geur, stof, geluid en gevaar) kunnen worden gelijkgesteld met de in lid 3.1 toegestane categorie van bedrijfsactiviteiten.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- het aanbrengen van kabels, leidingen, drainage en verhardingen, het wijzigen van het bodemprofiel en/of de grondwaterstand, het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm, het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het inbrengen van andere voorwerpen in de grond ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’.
b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
1. het normale onderhoud en/of het normale gebruik betreffen;
2. reeds in uitvoering zijn of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
c. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de monumentale waarde van de boom niet langer aanwezig is en deze niet zonder ingrijpende maatregelen aan de boom kan worden hersteld, of de monumentale waarde in redelijkheid niet meer is te handhaven, of de boom zich in een zodanige staat bevindt, dat de veiligheid van gebruikers van het omliggende terrein in gevaar wordt gebracht.
